A. Verwey aan J.P. Veth 2.10.86
Rozengracht 57
Amsterdm
2 Octr '86
Beste Veth,
Ik ga weer doen wat ik niet laten kan - om geld vragen. Ik heb álles gedaan wat ik kón: ik heb gewerkt als een paard, genoeg om stukken te kunnen schrijven voor zes afleveringen achter elkander, maar ik kan met dat al geen geld genoeg bij elkaar brengen om deze drie maanden te zorgen voor mijn ‘huislast’. Ik heb dertig gulden meer noodig dan de honderd, die ik bij elkaar kreeg. Kun je me eraan helpen, geheel of gedeeltelijk? Maar doe me 't pleizier en als er iets is, dat je zelf niet doen kunt en toch graag gedaan wilt hebben, vraag het mij dan. En word er niet boos om, dat ik het beroerd vind om geld te vragen, al weet ik dat jij het, als je 't geven kunt, van harte geeft. En verscheur dezen brief maar, dan schrijf ik je een vroolijker hierna. Dag Veth.
Albert