Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdA. Verwey aan C. Busken Huet [na 11.4.86]Ga naar eind174 Nassaukade Amsterdam April '86
Hooggeachte Heer, Ik dank U voor Uw vriendelijk schrijven en uw welwillende opmerkingen. Het verheugt mij dat gij slechts omtrent één punt van meening met mij verschilt, en nog meer, dat gij me dat verschil van meening geschreven hebt. Ik ben daardoor toch opmerkzaam geworden op een fout, die ik zonder uw hulp nog niet zou hebben ontdekt. Toen ik schreef, dat ook Onno's dichttaal zich in die eeuw (de 18de) had gestéréotypeerd, ging ik uit van deze redeneering: dat de taal van ‘de Geuzen’ bestaat uit een verzameling zeggingswijzen en stukken beeldspraak, die onnauwkeurig uitdrukken wat de schrijver bedoelde, en daardoor blijken niet de zuivere, oorspronkelijke uiting te zijn van de dingen, die hij voelde en zag. Dat hij dus gebruik maakte van een dichterlijke taal, die, vóór hem, door anderen gemaakt was, en in zijn tijd, zoo ze al niet gebruikt werd, dan toch bestond. | |
[pagina 142]
| |
Dit vaststellende plaatste ik hem naast zijn broeder in eén en denzelfden volzin. Naar uwe verklaring van Onno's taal was die wel niet minder een alleronnatuurlijkst maakwerk, maar beging ik een fout, toen ik schreef dat ze zich ‘in die eeuw’ had gestéréotypeerd. Dat Onno ooit populair geweest is in den zin, waarin Willem het was, zou niemand zonder onjuist te zijn kunnen volhouden. Maar bewijst niet juist het feit dat Kemper en Jo de Vries zich moeite gaven om hem te doen herleven, dat Bilderdijk een nieuwe uitgaaf van de Geuzen bezorgde,Ga naar eind2 dat door de letterkundigen van het begin dezer eeuw over het algemeen - voor zoover ik kan nagaan - met lof van hem gesproken wordt, dat Bogaers Bilderdijk èn Onno zijn meesters noemde,Ga naar eind3 dat Potgieter in zijn laatste jaren nog steeds met bewondering van de Geuzen sprak,Ga naar eind4 - bewijst dit alles niet, dat Onno in deze eeuw eene, zij het dan ook beperkte, populariteit genoten heeft? Maar ik vrees, dat dit de vraag wordt: hoe populair iemand zijn moet om populair te zijn. En dat u zeggen zult dat ik iemand te gauw populair noem. Ik hoop dat u mij niet kwalijk neemt dat ik uw aandacht vermoeid heb met een brief over dingen, die voor u zoolang geleden aantrekkelijk waren, en het nu misschien niet meer zijn. Hoogachtend Uw dienstw. dienr Albert. Verwey.
En ik wil u gaarne toegeven, dat ik juister woord dan ‘populariteit’ had kunnen gebruiken. |
|