Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888
(1995)–Albert Verwey– Auteursrechtelijk beschermdA. Verwey aan M.G.L. van Loghem [tussen 22 en 25.11.85]Ga naar eind1Aan Scaramouche,Ga naar eind2 U hebt in het weekblad van 22 Novr l.l. mijne verzen gerecenseerd. Dat is mij wel: recenseeren is vrij. Maar het is mij niet wel, en, inderdaad: het past mij niet dit te verzwijgen bij deze gelegenheid, - dat ik, in welke recensie ook, word verdacht gemaakt van bedoelingen, die ik met de opdrachten mijner gedichten niet heb gehad. Want, ziet-ge, dit kan u even duidelijk zijn als mijzelven, dat ik, behalve in ‘Levenswijsheid’,Ga naar eind3 in geen der verzen, die ik aan mijne vrienden opdroeg hun ‘op dichterlijke wijze de waarheid (wilde) zeggen, of aanleiding geven tot eenigerlei hun hatelijke toepassing.’ En daar ik in mijnen bundel over niemand dier vrienden mijn oordeel gezegd heb, komt het mij voor dat ik daarin geenen recensent het recht heb gegeven zijn oordeel te zeggen over mijne hem niet meêgedeelde waardeering van ‘de personen, wier burgerlijke naam’ ik goedvind te laten drukken aan het hoofd mijner verzen. Het zou mij aangenaam zijn indien Scaramouche zijne opinies over mijne intimiteiten in het vervolg niet meer drukken liet. Hij zij ervan verzekerd, dat het mij niet anders dan een eer en een genoegen geweest is eenige mijner gedichten te mogen opdragen aan menschen, die ik, zonder iemands goedkeuring aftewachten, op mijne wijze waardeer. Albert. Verwey |
|