Het brandende braambosch(1899)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 91] [p. 91] III. Het groen was schaarsch, 't geboomt was hoog, De wind kwam van den vroolken stroom, Den heuvel waar de stad langs boog Beklom 'k als in een droom. Hij van de euroopsche christenheid Was d'eerste Vorst: hij stond Hier, zag hoe nevel week, en wijd En zijd lag 't land bezond. Dan klokje klepte: in de kapel Knielde hij vroom en blij: Needrig en duldzaam was hij wel, Want o hoe droomde hij - [pagina 92] [p. 92] Hoe daar in 't dal van Ronceval In moorsch bloed christnen neergeveld Lagen, en op 't zwaard Durendal Roland die dappre held. De wind van Waal en overkant Wiesch wierook hem uit haar en baard - De Keizer lachte op stroom en land, De Zon lachte over de Aard. Vorige