Het brandende braambosch(1899)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Gezichteinders. [pagina 7] [p. 7] Aan Zola Na zijn toespraak tot de jury. Uw woorden kwamen mijn gedacht ontdooien, En 't oog waarmêe de dichter waarheid ziet Werd klaar toen 't scheen of duisters sluierplooien Weken en 't leugloos licht u helder liet. Want wel kan elk zijn zelf in 't werk vermooien - Dichter of schrijver in verhaal of lied - Maar schoon 'k uw beeld bespiegelde in die tooien, Zoo na als nu, Zola, kwaamt gij mij niet. Uw zachtre stem, als die van den beschroomden Die vreest dat men zijn waarheid niet verstaat, - Uw stellger woord, als dier die wakend droomden Dat Recht iets aardsch is dat niet ondergaat, - Zij deden me u nu kennen en gelooven. Een woord van 't hart gaat al verstand te boven. 23 Febr. '98. Vorige Volgende