Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Granada. I Vizioen. Als 't Hart van Holland open bloeien zal In 't open hart der bloedende Granaat, Zal Vrede en Vreugde de bloedroode Daad Hoog overbloeien die, drie eeuwen, ál Holland doorschrijnde: duistere Alva zal Stom staan, niet kwaad; blinkende Parma staat Vorstlijk in reverentie; 't rond gelaat Goêlijkt van Mondragon; en 't nijgt van tal Blijde gezichten naar den Prins die zwijgt, Maurits die Daad, Freêrik d'Oranjevreê, En, Vorst van Trots, Burger van Deugd, mijn Vriend Barnevelt, die den Staat zoo statig dient, Dat d' eenge Koning die als Koning dêe, Navarre, 'em 't hooge voorhoofd tegennijgt. [pagina 62] [p. 62] II Stierespel. De lucht was grijs en trok in 't blauwe: ronde Volten opklommen van moltonnen grijzen, Parelend: jonge stier, verbaasd den blonden Plooi-nek gestrekt, in korten sprong neemt hij zijn Loop. - Bonk! 't opgelapt rosje, omkantlend, bij zijn Geel-leeren heer rolt om, toont roode wonden: - Bonk! botte lans weert hem. En vlindrend rijzen Pages als in 't ballet, trippen den grond en Tergen met doeken rood. - Trompetten: - tra! - de Dollere dans draait: reikende achter hoornen Punten ze omfranjed-kleurge kermispijlen - Hoera! - De espade: en stilstaand voor het toornen Diens moedeloozen, plant die zonder ijlen De vlijm en 't kruis, - en dreuning splijt Granade. [pagina 63] [p. 63] III Alhambra. Loopen arkaden lichter langs een vijver? Stroomt water klaarder over marmren zalen? Zag m' ooit door frisscher groen laantjes met stijver En kiescher sier in arabesken dwalen? Hebben ooit handen met een preutscher ijver En wisser kunst, wiskunst, weten vertalen In stuc van lijnen, - en ooit vromer schrijver Wijsheid van Koran met gedeegner halen, - Zoodat 't Heelal der Dingen is begrepen In spel van lijnen, en in spreuken, samen In kleurge wanden, paarlend bij het dagen, De Eenheid van 't Al verheerlijkend, geslepen Kant, filigraankunst, teerste en luchtste ramen- Omlijsting, 't Eeuwge dat geen hand kan vagen. [pagina 64] [p. 64] IV Droomstad. De straten van Granada waar in 't donker Gitaren gonzen en van 't lang gefluister Van minnaars aan de traliën de duister Nacht warm wordt, - gaan met graden naar 't geflonker Van 't sterrebeeld. En op den top wat wonk er Roode lantaarn van het Alhambra? ruischte er Weening uit roode muren? of wel, huisde er Moorenkoning nog eens en wat zoo klonk er, Was 't het gespeel van alle zijn fonteinen - Droppengeklater in de zilvren zalen - Vrouwengepraat van die in kanten sjalen Gehulde en parelen? - De starren straalden Klaarder dan ooit, ook kalmer, toen ik daalde Naar de stad lêeg en de verlaten pleinen. Vorige Volgende