I.
P.V.
Voorhoofd heel bleek, geboogd, had recht geloken
Donkere oogstreep, en jongensneusje, en proefmond die gedoken
In hangsnor, kin in haar, schuin, dat te strooken
De hand ging, latjes-hand, leedjes, gebroken
Leek 't, nu gezet, zoo 't been, stijf, strak voor 'm uitgestoken,
Bleek van d'emotie dat, vreemd dier, verstoken
Voor mensche' altijd, die 'm jaagde' en in een hok
Sloten, schand' voor altijd, nu zijn gesproken
Woord hij zou hooren doen, hooren en hopen
Liefde van menschen, die hun ooren open
Zetten voor hém: las zóo, tonen gebroken,
Orglend hervoor, ál-door, uit dat gedoken
Hoofd: álmaar bleef de ooglijn geloken,
Tot groeid', tumultueus, 't schoon, bleek, 't gewroken
Hoofd om, handklappe', absolutie volsproken -
Lachten, schreiden, d'oogen, opengeloken? -
|
|