1
‘Ik wou dat hij niet zo dronk,’ hoorde ik Victor buiten zeggen, met zijn luide verongelijkte stem.
Yvonne antwoordde gedempt: ‘Wat kan je dat nou schelen?’
‘Dan zou hij minder snurken, misschien. Wie weet kan ik dan eens een nacht slapen. Of een middag.’ ‘Ach, jij zeurt ook overal over, vind je ook niet, Eric?’
Geen geluid. Eric gebruikte zijn stem spaarzaam en als hij het met een schouderophalen af kon doen zou hij het niet laten.
Ik hoorde het gerinkel van kopjes en keek op mijn horloge. Vier uur in de middag, de ergste hitte zou nu wel voorbij zijn.
Ik was geheel doorgezweet, mijn hart werkte nog in dubbel tempo maar ik had geen kater, alleen een wat versuft gevoel. ‘De oude heer is nu wakker en hoort jullie,’ riep ik.
Stilte buiten, na enige tijd riep Yvonne terug: ‘Er is thee, kom je?’
‘Zo meteen.’
Ik stond op en ging naar de badkamer. De mandibak was bijna leeg, Victor had royaal gebruik gemaakt van het water en vergeten de kraan open te draaien. Met de gayung schraapte ik nog voldoende bij elkaar om de transpiratie van mijn lichaam te spoelen. Met verse kleren aan het lijf en natte haren op het hoofd stapte ik naar buiten. Het had geregend, hier en daar waren nog plasjes zichtbaar op het erf. De vochtigheid was verstikkend, de hitte dodelijk, en ik begon onmiddellijk weer als een bezetene te transpireren. De kamers van dit hotel lagen in een carré om de kale tuin heen en op de overdekte galerij die langs de kamers liep zaten overal gasten naast hun tafeltje met thee en lekkernijen, ondé-ondé en klepon.
Ik keek naar ons tafeltje, maar het was alweer allemaal op. ‘Was het lekker?’ vroeg ik.
‘Zal ik nog wat voor je halen?’ zei Yvonne.
Ik schudde nee en ging zitten. De thee was koud, maar dat was wel zo prettig in dit klimaat.
‘Vroeger aten we vaak 's middags ondé-ondé,’ zei ik, ‘nog een beetje warm van binnen. Of zwarte rijst met zoete melk. Of van die gesuikerde stokjes...’
Ik zag het gerecht voor me, maar wist geen naam en kon het ook niet verder beschrijven.
‘Gesuikerde stokjes, dat lijkt me heel bijzonder.’ Victor natuurlijk.
‘Vic, jongen, ik weet dat je op een moeilijke leeftijd bent.’
Ik had nog meer willen zeggen, maar slikte het in. Hij lag onderuitgezakt te wachten op mijn tirade.
Magere spijkerbroek en toeristenhemd, een gerafelde strooien hoed op en het smalle bruine gezicht half verstopt achter een zwarte zonnebril. Mijn grootste hekel ging uit naar zijn dunne mond, met het eeuwige sarcastische glimlachje.
Wat Yvonne in hem zag was me een raadsel, haarzelf misschien ook.
Ik keek nog maar eens naar haar, een weldaad voor oude ogen, een lui maar soepel lijf op lange gemakkelijke benen, poezehoofd.
Eric was haar tweelingbroer, maar ze leken niet op elkaar. Hij was een half hoofd kleiner, zakelijk gebouwd en hij hield zich graag een beetje opzij van de gebeurtenissen. Alleen bij twistgesprekken kon hij soms plotseling een opgekropte mening geven. Er viel dan een stilte, iedereen keek hem afwachtend aan en hij keek zwijgend terug, terwijl zijn donkerbruine Indische hoofd een rode glans kreeg.
‘Moeten we niet gaan?’ zei Eric.
Ik knikte en dronk snel mijn kopje leeg. Een paar minuten later liepen we langs de receptie naar buiten. Er stonden vijf betja's te wachten, de berijders in diepe rust in het passagiershokje, hoed over de ogen. Onze stappen op het grint brachten hen tot leven. Ze sprongen uit hun zitplaats en begonnen de karretjes naar ons op te duwen.
‘Tidak usah (niet nodig),’ riep ik al vooruit en maakte afwerende gebaren. De vorige avond had ik er na een lange discussie in toegestemd om geen gebruik meer te maken van betja's.
Mensonterend vonden mijn drie pupillen het zitten in een karretje dat door een fietser werd voortbewogen. Maar als je gaat lopen verdienen ze helemáál niets, riep ik. Dat argument kenden ze, daarmee werd een hoop leed gecontinueerd. Je kon het vergelijken met het boycotten van Zuid-Afrika of Rhodesia, daar werd ook altijd van gezegd dat de bevolking er meer last van had dan de machthebbers. En is dat dan niet zo? vroeg ik. Zeker, maar als je daar niet doorheen brak veranderde er nóóit iets. Als niemand gebruik maakt van betja's, zouden de berijders eindelijk beseffen hoe slecht hun situatie was en hun macht bundelen om maatschappelijke hervormingen af te dwingen. Ik staakte de discussie snel, de