1
Peter was behoorlijk dik en nogal kaal toen de foto gemaakt werd. Hij lachte breed tegen de zon in, ogen toegeknepen.
Op de achterkant had hij geschreven: ‘Heb net de dikste man ter wereld gezien (Ripley's museum in St. Augustine, Florida). Dat troost, maar ben eigenlijk op zoek naar Lilian. Weinig geluk.’
Op de achtergrond van de foto was een quasi Moors gebouw te zien met het opschrift ‘Ripley's Believe It or Not’ en er zat een Amerikaanse postzegel op de enveloppe.
Het vage datumstempel liet weten dat zijn leven intussen alweer twee weken gevorderd was. Net als het mijne trouwens.
We waren gewend geraakt elkaar elke zoveel jaar een foto te sturen, bij wijze van groet en om niet te schrikken als we elkaar weer eens zouden ontmoeten.
Intussen had ik hem, na de oversteek uit Indonesië, al vijfendertig jaar niet meer gezien.
Terwijl ik de rest van de kantoorpost doornam ging de telefoon. Automatisch greep ik een sigaret en zocht vergeefs naar mijn aansteker, terwijl de bel nog drie keer overging en daarna zweeg. Kankerstokjes, wanneer zou het lukken om daar eens van af te komen? Rokers zag je altijd bij het rinkelen van de telefoon linea recta naar hun pakje sigaretten lopen in plaats van naar de hoorn.
Voordeel was wel dat je alleen de belangrijke gesprekken overhield.
‘Zit je je zonden te overdenken?’
De eindredactrice van Culinair Magazine was mijn kamer binnengekomen, de lipstick van de week was felrood en veel.
‘Dan zag ik er wel wat vrolijker uit, Annette’ zei ik. ‘Had ik maar tijd voor de zonde.’
‘Nou, ik hou het kort, we hebben meer redactiepagina's nodig, want er zijn weer te veel advertenties verkocht.’
Te veel advertenties verkocht, ze wist dat ze me daarmee op de kast kon krijgen, maar ik gaf geen krimp.
‘Ik heb het net zitten uitrekenen, jullie kunnen er vier pagina's bij krijgen. Met kleur.’
Ik kon zien dat het meer was dan ze in gedachten had.
‘Vier maar? Nou, ik hoop dat we het ermee redden.’
‘Doe anders een toetje minder, dat zet alleen maar aan. De lezerswerving klaagt steen en been over de grote sterfte onder onze abonnees.’
‘Ja het is al goed.’
Ze schommelde weg. De eindredactrice van Culinair hoefde niet alles zelf te proeven, maar Annette was geen opoffering te veel.
Ik keek op mijn horloge, bijna tien uur.
Ik zocht mijn stukken bij elkaar en nam de lift naar de vergaderzaal.