Jan wie?
Gisteren kon ik me zijn naam niet meer herinneren. We weten allen wat dit betekent. Gelukkig kon ik het Pieter nog vragen, die had het in zijn boekje staan. Hij moest er een tijd naar zoeken maar toen had hij het toch gevonden.
‘Jansonius,’ zei Pieter en kneep zijn ogen een beetje dicht. ‘Jansonius,’ herhaalde ik opgelucht. Ook ik kneep mijn ogen een beetje dicht. Met veel moeite kon ik me Jansonius voor de geest halen, een zonnig vakantiekiekje.
‘Herinner je je nog wat een sterk haar hij had,’ zei Pieter. Ik knikte.
‘Je kon hem aan zijn haar optrekken.’
We glimlachten bij de herinnering.
Het is een heel eind fietsen van Pieter naar mijn huis. Toen ik de fiets weggezet had, probeerde ik even of ik het nog wist.
Ik pakte de naam nèt nog voor hij weg kon glippen.
Jansonius, zonde om dat te verliezen.