‘Hoezo?’
Ik leg hem het probleem uit: mevrouw weet niet hoeveel zij moet vragen en ik weet niet wat ik moet bieden.
De heer Tan luistert nauwgezet toe, laat dan een vriendelijke glimlach verschijnen en zegt na enig nadenken dat het inderdaad een probleem is. Hij zwijgt en kijkt minzaam naar ons, wij zwijgen eveneens.
‘Mevrouw heeft wel wat geld nodig om haar huis en kinderen achter te laten,’ zegt de heer Mulder ten slotte, ‘zij heeft nog twee aangenomen dochters. Ziet u, de cheque uit Holland komt maar ééns in de drie maanden.’
Ah, een voorschot, begrijp ik. ‘Wat denkt u nodig te hebben?’ vraag ik.
Ze lacht verlegen. ‘Vijfduizend? Tienduizend?’ opper ik.
‘Dat zou heel fijn zijn,’ zegt meneer Mulder meteen en ook de heer Tan knikt bedachtzaam glimlachend. Ik leen het bedrag van Bouke en geef dat aan haar, het is net of ik aan iets zéér onbehoorlijks bezig ben, zo schuchter accepteert ze het. We spreken wel drie keer af dat ze overmorgen om vijf uur 's ochtends bij het station zal staan voor het vertrek naar Yogyakarta. Ik kan langzamerhand geen pap meer zeggen, het hoofd dendert van de koppijn en ik wilde dat iedereen ter plekke in het niets verdween.
‘Zullen we dan maar gaan?’ zegt de heer Mulder in ondertoon tegen mevrouw X. Ze knikt, verkeert nog steeds in sollicitatietrance.
Tot mijn verbazing trekt ze een modieuze winterjas aan (maar er lopen in Bandung ook mensen met ijsmutsen op) en na veel handgeschud verdwijnen ze.
‘Een aardige vrouw,’ zeg ik polsend tegen de heer Tan, die nog steeds raadselachtig glimlachend in zijn stoel zit.
‘Ja, ze is wel pittig,’ zegt hij. De opmerking blijft in mijn hoofd ronddraaien. Pittig? En dan met die intonatie. Een lustige Witwe? Ik kijk hem nog eens aan, maar geef het op om verdere informatie te krijgen.
‘Wat denkt u, dat we haar voor een maand moeten betalen?’ vraag ik. ‘Nog een keer tienduizend rupiah? Reis- en