dere en ijskoude water van de bergbeekjes werd naar de bungalows getransporteerd via lange bamboebuizen, je hoorde het overal murmelen en suizen.
Terug in Makassar leerde ik zwemmen in de baai, eerst onder water van vader naar moeder en terug, daarna met het hoofd boven water hetzelfde traject. Ik had het zwemmen gelukkig vrijwel onder de knie toen mijn vader tijdens zo'n les werd gebeten door een schorpioen en een nacht lang met hevige koorts en pijn in bed lag. Daarna was zwemmen taboe, al gingen we nog wel vaak naar de baai om te kijken naar de zonsondergang.
's Avonds als het bedtijd was nam mijn moeder de flitspuit en pompte antimuskietennevel in alle hoeken van de slaapkamers. Na een paar maanden kwam er een beter middel, de ddt-bom, mijn favoriet. De bom zag eruit als een grote handgranaat. Als mijn moeder de veiligheidspin had verwijderd, hoorde je het sissende geluid van ontsnappende damp en de kamer vulde zich met aromatische rookslierten die ik met volle teugen opsnoof, de weldadige zoetige geur van ddt was het toetje van de dag.
‘Nu de slaapkamer een kwartier goed dichthouden,’ zei mijn moeder, ‘anders ontsnappen die beestjes.’ Snel nam ik nog een ferme teug voordat we de muskieten alleen lieten om te sterven. Soms hingen restanten van de heerlijke geur er nog als ik naar bed moest. Later bleek dat ddt kankerverwekkend was, maar ik kan het nog steeds maar moeilijk geloven.
Makassar had de rustige sfeer van een groot dorp, met lange lanen, hoge bomen en brede huizen met grote erven. Maar er hing ook altijd enige dreiging in de lucht. Kapitein Westerling oefende namens de Nederlandse regering in de gebieden