diep, diep, zei ik zacht, maar het hielp niet. Het ging allemaal precies zoals ik had kunnen verwachten.
‘Er is hier geen sprake van een ongelukkig huwelijk’, zei ik toen zij weer binnen kwam.
Ze had een pijpje pils voor me, 30 cl, je gooit het in je holle kies.
‘Nee’, zei ze lachend, ‘had je dat gedacht?’
‘Nee hoor, ik heb altijd geweten dat dat rustig aan Karel overgelaten kon worden.’
Ze had nog dezelfde gewoonte om op een bank te gaan zitten met haar benen onder zich opgetrokken.
Over 5 jaar zou zij de middelbare leeftijd bereikt hebben.
‘Heb ik je al gezegd hoe goed je eruit ziet?’
‘Dank je.’
‘35 ben je nu, volgens mij. Knap hoor. Laatst bedacht ik dat we nu de leeftijd hebben bereikt die onze ouders hadden op het moment dat we ze bewust gingen zien.’
Onwillekeurig keken we naar de tweeling, maar ze waren jonger dan wij toen waren.
‘Nog een paar jaar, dan zijn we oud’, zei ik met een zucht.
Laat het maar rustig aan mij over om anderen hetzelfde humeur te bezorgen als ik zelf heb.
‘Vind je dat erg’, vroeg Brit om wat te zeggen. Bij haar lukte het nooit.
‘Ja, dat vind ik heel erg.’ Zenuwachtig liep ik naar het raam, druppels zweet liepen langs mijn neus, ik wist weer precies hoe het 10, 12, 20 jaar geleden was. Het eindeloze praatwerk, tastend, zoekend, zwoegend en hopeloos.
‘Brit, vind je het heel erg om mij nog een pilsje in te schenken?’
‘Nee, natuurlijk’, geschrokken sprong ze op en kwam snel terug met een blikje pils, 23 cl. Ze schonk het in, gaf me het glas en kwam naast me staan. Even dacht ik dat ik hysterisch zou kunnen worden. Bijvoorbeeld het glas tegen het raam gooien en dan op het zachte tapijt gaan liggen trappelen en zielig doen.
Ik dronk de pils in één keer op.
‘Je krijgt er een vette buik van’, zei ik, ‘maar helpen doet het wel.’
De visite degradeerde snel, ik was nog geen kwartier binnen maar het werd hoog tijd dat ik eens opstapte.
‘Ik moet maar eens opstappen, Brit’, zei ik, ‘sorry dat ik niet langer kan blijven. Maar je weet hoe het is met zakenlieden. De plicht roept, er moeten weer belangrijke besluiten genomen worden.’
Ze protesteerde niet. In het halletje gaf ik haar een hand. ‘Het was een korte vreugde’, zei ik, ‘het spijt me. De groeten aan Karel in elk geval.’
Ze keek me aan en even dacht ik nog dat ik haar bereikt had.