| |
| |
| |
De firma
‘Donald,’ zei oom Bart een week voor zijn dood, ‘ik heb een laatste wens.’
Ik bedwong een zucht. Ik was niet eens familie, gewoon de buurjongen van beneden, die hem oom noemde omdat ik dat vanaf mijn vroegste jeugd had gedaan. Oom Bart was een brave kerel, een stevig gebouwde hartelijke fabrieksarbeider met simpele behoeftes: bier, voetbal op de televisie en aangeschoten naar bed.
Er was nu nog maar een kilo of zestig van hem over, de rest opgevreten door een groeiend kankergezwel in zijn buik. Ik ging bijna elke dag even bij hem langs, for old times sake. En ook omdat mijn ouders geregeld belden met de vraag: ‘En hoe gaat het nu met Bart?’
‘Herinner je je tante Bettina?’ vroeg hij.
Ik knikte. Tante Bettina was de zeer dikke vrouw met wie oom Bart getrouwd was geweest. Ze overleed toen ik pas een jaar of tien was, maar haar kijvende stemgeluid stond me nog goed bij. Na haar dood bleef hij in het appartement wonen, af en toe bezocht door zijn beide zoons. Tweemaal woonde er gedurende een paar maanden een vrouw bij hem, maar zoals oom Bart me een keer had verteld: hij dronk zijn ochtendkoffie toch maar liever alleen. En nu was hij bijna toe aan zijn laatste slok.
‘Ik heb een paar foto's waar ik erg aan gehecht ben,’ zei oom Bart. ‘Ik kan ze zelf niet weggooien, ik wil ze tot mijn dood houden. Maar ik wil niet dat mijn zoons die foto's zien, als ik er niet meer ben. Mijn vraag is dus of jij ze wilt wegdoen als het zover is. Dat zou me een heel rustig gevoel geven.’
‘Natuurlijk, oom, geen probleem.’ Ik haalde opgelucht
| |
| |
adem, goddank geen verzoek om het lichaam van de oude Bart te zijner tijd in schoon ondergoed en in het zondagse pak te steken.
‘Jij bent toch van de verkeerde kant, Donald?’ vroeg oom Bart, terwijl hij aarzelend zijn hand naar me uitstak om het grove woordgebruik te verzachten. ‘Ik zeg het misschien verkeerd, moet ik homo zeggen?’
‘U mag het zeggen zoals u wilt, oom’.
‘Wel kijk, die foto's zijn van tante Bettina, toen ze jong was. Het zijn sexy foto's zal ik maar zeggen. Ze stuurde ze op toen ik in het leger zat en een paar maanden in Europa gedetacheerd was. Duitsland. Aiaiai, wat was ik blij met die foto's. Maar ik wil niet dat de jongens hun moeder zo zien, dat zouden ze niet overleven. John in elk geval niet.’ Hij glimlachte en ik deed mee. John, hun oudste zoon was advocaat geworden, een stijve hark die een rolberoerte zou krijgen als hij een scabreuze foto van zijn moeder onder ogen kreeg.
Hoe oom Bart aan het idee kwam dat ik homofiel was, had ik hem nooit gevraagd. Het zal mijn voorkeur voor goedzittende kleren wel zijn geweest, in combinatie met mijn beroep van bloemist. En inderdaad, ik had al een paar jaar geen vriendin.
Hij legde uit dat de foto's in een oude sigarendoos lagen in de bovenste la van het nachtkastje naast zijn bed.
‘Kan je dat onthouden, Donald?’ Hij trok de la open en liet me de doos zien.
‘Zo, havanna's van Davidoff,’ zei ik, ‘was dat uit de tijd dat je aan de Goudkust werkte?’
‘Nee,’ antwoordde hij, ‘deze kocht Bettina voor me toen we vijftien jaar getrouwd waren. Kan je nagaan. Vijftien jaar mocht ik alleen op het balkon roken. En toen gaf ze me ineens deze doos en ik mocht ze gewoon in de kamer voor de televisie oproken. Daarna was het
| |
| |
weer afgelopen. “Heb je toch één keer je zin gehad,” zei ze. Ja, Bettina hield van me.’ Hij keerde zijn hoofd van me af en snoof.
Een week later trof ik hem dood aan, in stilte vertrokken. Hij lag op zijn rug in bed, de dekens opgetrokken, het in de laatste maanden zo vermagerde gezicht uitdrukkingloos, de ogen dicht.
Ik belde de dokter die langs zou komen om het overlijden vast te stellen en probeerde John te bereiken. Zijn secretaresse zou de boodschap doorgeven.
Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om naar mijn eigen flat te gaan en Bart hier in zijn eentje te laten liggen. Het was beter te blijven tot John er was. De tv of radio aanzetten leek me niet gepast, maar gelukkig lag naast zijn bed een opengevouwen krant met een half ingevulde kruiswoordpuzzel. Ik ging verder waar oom Bart gebleven was, en dat gaf zin aan ons samenzijn.
Na een halfuur was ik klaar en pas toen herinnerde ik me plotseling zijn laatste wens. Bovenste la van het nachtkastje. Er lag van alles in, maar geen Davidoffsigarendoos.
Plotseling gehaast, want elk moment kon John komen, racete ik door de flat. Nergens was de doos die ik zocht. Onder het bed niet, in de badkamer niet. Zou hij de huwelijkse porno misschien toch liever zelf weggedaan hebben? Maar in de vuilnisbak trof ik evenmin iets aan. Bij ingeving trok ik de dekens van hem af en ja, in zijn handen hield hij de doos vast. Hij had in zijn laatste uur nog gekeken. Alhoewel hij nog niet erg stijf was, kostte het toch enige moeite de doos uit zijn handen te trekken. Ik had een boodschappentas bij me en was bezig de sigarendoos erin te steken toen de deur open ging en John binnenkwam, aktetas in de hand,
| |
| |
brillenglazen fonkelend. Hij sloeg een korte blik op het lijk van zijn vader en keek naar mij.
‘Wat gebeurt hier?’ vroeg hij. ‘Die doos ken ik, Donald. Daar bewaarde mijn vader zijn sigaren in. Wat doe jij daarmee?’
Ik kon niet zo gauw de woorden vinden om het uit te leggen en zijn wantrouwen steeg snel. Toen we samen opgroeiden was hij - vier jaar ouder - altijd de sterkste en die verhouding was later veranderd.
‘Laat eens zien,’ commandeerde hij, ‘zitten zijn oorlogsmedailles erin? Of misschien de ringen van mijn moeder? Waarom pik je die doos in?’
Ik hield hem de tas voor en zei: ‘Je mag het hebben, John. Maar er zitten foto's in die niet voor jouw ogen bestemd zijn. Je vader heeft me gevraagd of ik ze wilde vernietigen.’
Hij pakte de doos uit de tas en schudde. Het klonk als meer dan alleen papier, er was ook iets metaligs te horen.
‘Foto's die ik niet mag zien? Het klinkt anders.’
Ik besloot open kaart te spelen. ‘John, je vader heeft me verteld wat erin zit. Het zijn foto's die je moeder hem stuurde toen hij in Duitsland gedetacheerd was. Pin-upfoto's. Hij dacht dat je een rolberoerte zou krijgen als je ze vond in zijn spullen en hij vroeg mij of ik ze weg wilde doen na zijn dood. En hij koos mij omdat hij denkt, omdat hij dacht dat ik homofiel ben. Dus niet geïnteresseerd in blote vrouwen. Snap je het nu helemaal?’
Hij stond met de doos in zijn handen, op het punt het deksel open te doen. Toen zag ik tot hem doordringen wat ik had gezegd. Hij aarzelde bij het vooruitzicht van wat hij te zien zou kunnen krijgen. En plotseling stak hij mij de doos toe. ‘Hier. Kijk jij maar even. Ik wil wel weten wat er verder nog in zit.’
| |
| |
Ik deed het deksel zo open dat hij niet mee kon kijken. Een paar enveloppen waar vermoedelijk die foto's in zaten. En twee metalen Davidoff sigarenhulzen. Ik schroefde ze open, allebei leeg. Als souvenir bewaard door oom Bart, vermoedelijk de lekkerste en in elk geval de duurste sigaren die hij ooit had gerookt.
‘Hier John,’ ik overhandigde hem de hulzen, ‘deze maakten het geluid.’ Ik deed de doos weer dicht en schudde. Nu was alleen het geluid van papier te horen. ‘Ben je overtuigd?’
In zijn hoofd zag ik nog een gedachte rondcirkelen: wat als pa een stapel bankbiljetten in zijn sigarendoos had bewaard en de buurjongen daar nu mee van door ging. Maar hij gaf het op, wat zou zijn vader aan geld kunnen hebben?
‘Ja, sorry,’ zei hij ten slotte. ‘En bedankt dat je bij pa gebleven bent tot ik er was.’
We schudden elkaar de hand en ik vertrok met de doos. Beneden in het appartementencomplex was de grote centrale stookinstallatie. De meeste bewoners zouden het niet weten te vinden, maar ik had als jongen de beheerder vaak geholpen en het was een van mijn favoriete plekken. Het zuchten en steunen van de leidingen die het water vervoerden naar de flats. Het aanzwellende en dan plotseling weer afgedempte geluid van de vlammenzee in de gietijzeren reuzenkachel. Aan de voorkant zat een deurtje, en als je die opende voelde je de enorme hitte van de vlammen op je gezicht. Ik gooide oom Barts doos erin, het vuur had maar een fractie van een seconde nodig om het te verslinden.
Een paar dagen later, op zijn begrafenis, knikte ik John geruststellend toe en hij stak zijn duim op. En ja, natuurlijk had ik even gekeken voordat ik de foto's verbrandde. Tante Bettina was als jong meisje al behoorlijk dik geweest. Toch ontroerden mij die bijna
| |
| |
veertig jaar oude plaatjes, kennelijk gemaakt in de pasfotohokjes die je ook nu nog op stations en in winkelcentra aantrof. Meer dan een derde van een mensenlijf kon er per foto niet op, en bij Bettina was ook dat nog een hele toer. Toch had ze zich in de drie series die oom Bart tot zijn dood bewaarde in allerlei bochten gewrongen om alles te laten zien wat haar minnaar in Duitsland nodig zou hebben om haar trouw te kunnen blijven. Oude foto's die precies vastleggen hoe levend en lacherig en durverig een meisje in de jaren zestig kon zijn. Er zat ook een pasfoto van Bart zelf bij, een goedmoedig jong hoofd onder een militaire baret. Beide waren ze nu verdwenen, hun levens weggewist, druppels op een gloeiende plaat.
Een maand later belde John me op en stak een speech af. ‘Ik heb nog eens nagedacht over wat je voor mijn vader deed. Je weet, ik heb een advocatenpraktijk en een paar keer per jaar moet ik optreden als executeurtestamentair. En altijd merk ik dat de kinderen het moeilijk vinden om de persoonlijke bezittingen van hun ouders op te ruimen. Ze zijn bang daar iets te vinden wat ze niet willen weten. En als mijn goede vader al iets had wat hij liever niet aan zijn zoon wilde laten zien, dan moet dat bij heel wat bejaarden een probleem zijn waar ze mee tobben. De brieven en foto's van dat ene slippertje dat ze ooit maakten. De Playboys en erger. De vrouwenkleren in de extra grote maten. Allemaal onschuldige dingen, die je tot je dood bij de hand wilt hebben maar waar je je kinderen absoluut niet mee wilt confronteren. Dus is er behoefte aan een Laatste Wens Service. Een bedrijf dat heel discreet direct na je dood alle dingen opruimt die je niet wilt laten zien aan je nabestaanden. Ik ben al bezig met de oprichting van zo'n firma en ik bied je een partnerschap
| |
| |
aan. Wat vind je ervan? Denk er een paar seconden over na.’ Ik legde de hoorn neer en liet de stilte duren. Het was mooi weer buiten, ik stond in mijn bloemenwinkel en snoof de bloesemgeuren op. ‘Donald!’ hoorde ik de telefoonhoorn zachtjes roepen. Ik mocht John niet graag, maar zijn analyse klopte. Gek dat niemand ooit eerder gedacht had aan zo'n Service. Degenen die er behoefte aan hadden waren vermoedelijk te oud om er nog een business van te maken.
Een week later hadden we het rond. De firma bestond voorlopig alleen op papier, en had het adres en telefoonnummer van Johns advocatenkantoor. We lieten reclamekaartjes drukken waarop alleen stond:
Uw laatste wens is onze opdracht
Zijn er zaken die u na uw overlijden snel en discreet vernietigd wilt hebben? Foto's, video's, brieven etc. Laatste Wens Service zorgt ervoor. Informatie:
www.LWS.com
We legden de kaartjes bij de balies van ziekenhuizen en bejaardenoorden en stuurden ze naar columnisten van kranten en tijdschriften. Al snel verschenen er een paar stukjes in de pers over onze service, en John gaf een aantal interviews waarin hij benadrukte hoeveel moeite ons bedrijf deed om discretie te verzekeren. En toen ging het lopen. Eerst de verzoeken om informatie via het internet. Daarna de aanmeldingen voor een Laatste Wens-contract.
Dat contract was Johns pronkstuk. Het gaf ons het recht de woning van de overledene te betreden en een aantal precies aangegeven artikelen op te halen en vervolgens te vernietigen. De cliënt moest zorgen dat hij een kaartje bij zich droeg met daarop het contractnummer
| |
| |
en het verzoek dit nummer bij zijn of haar overlijden door te geven aan het emailadres of het telefoonnummer van LWS. Kregen we dat bericht binnen dan gingen we meteen aan de slag. Om dit basisconcept had John veel facultatieve mogelijkheden gebouwd. Wie bijvoorbeeld niet wilde dat we - met het contract in de hand - naar de kinderen moesten stappen voor de huissleutels, kon die sleutels in een kluisje op ons kantoor leggen. Ook konden cliënten kiezen of zij wel of niet elk halfjaar een e-mail wilden ontvangen met de mogelijkheid het contract te actualiseren of de zoekaanwijzingen te veranderen.
John was een echte controlefreak die elke theoretische mogelijkheid in kaart wilde brengen en van een oplossing voorzien. Een belofte tot strikte geheimhouding onzerzijds en een daarbij behorende zware boete, was natuurlijk de eerste paragraaf van het contract.
Ingewikkelde zaken kregen we zelden. In de praktijk waren het bijna altijd oom Barts die ons belden of schreven. Soms een tante Bettina. Vrijwel steeds ging het om mensen die al vrij ernstig ziek waren, maar zelf geen afscheid konden nemen van de dingen die ze ons lieten opruimen.
In de loop van de tijd werkte ik vele kilo's foto's weg, videobanden, vreemde apparaten, vrouwenkleding in grote maten, haarstukjes, brieven, brieven, brieven, een boekhouding, een roman. Heel veel verdienden John en ik er niet aan, het was geen goudmijn. Maar het opruimen gaf me een goed gevoel en ook de steile, op geld gerichte John deed het met zichtbare overtuiging. En toen overleed Mevrouw A. Montgomery. Ik ontving een e-mail van John en kreeg even een schok toen ik het adres zag waar ik heen moest. Daar woonde Nancy vroeger! De vrouw was gisteren overleden en had
| |
| |
postuum per post een enveloppe naar ons laten sturen. Daarin zat een huissleutel, het honorarium, een getekende machtiging om haar huis te betreden en de opdracht een pakje brieven te vernietigen. Dat pakje kon ik vinden in de grote slaapkamer in de witte kast op de derde plank (‘van onderaf gerekend’ stond er nog bij) en achter de dekens die op die plank lagen. Een nauwkeurige dame. ‘Na mijn dood zullen mijn echtgenoot en onze kinderen enkele weken bij zijn zuster verblijven, maar voor alle zekerheid maak ik gebruik van uw “leeg huis”-garantie.’
Die garantie kostte wat extra en hield in dat ik eerst opbelde en bij het huis aangekomen eerst de deurbel gebruikte en vervolgens ook nog aanklopte om er zeker van te zijn dat er niemand thuis was. Pas dan ging ik met de sleutel naar binnen.
Het adres van A. Montgomery lag in de duurste buitenwijk van Villas, zelfs de honden hadden daar modieuze kapsels. Met mijn oude bestelautootje was het drie kwartier rijden en achter het stuur dacht ik aan Nancy. Het zou vreemd zijn het huis te zien waar zij woonde toen de verliefdheid ons trof. Dat was negen jaar geleden. In juni. In de prachtige zomer van 1992. Ik was drieëntwintig en had in de lente mijn bloemenkelder geopend. Omdat de omzet in de eerste maanden - zacht gezegd - wat tegenviel gaf ik in juni na sluitingstijd demonstraties bloemschikken. Daarna kon men zelf een boeket maken en desgewenst ter plekke kopen en meenemen.
Het was een goed idee, ik verkocht na sluitingstijd soms meer dan de hele dag. Er kwamen zo'n tien tot vijftien mensen langs, meestal vrouwen. Sommigen kwamen vaker, maar één vrouw kwam bijna elke week een paar keer. Een jonge vrouw, een jaar of dertig. Ze had niet veel talent voor het maken van mooie
| |
| |
boeketten en ook geen geld om ze ze kopen. Maar ik keek graag naar haar als ze bezig was bloemen bij elkaar te zoeken. Ze had een stil hoofd met kalme blauwe ogen en heel precieze gebaren. Ze pakte een bloem bij de steel, rook er genietend aan, en zette hem dan voorzichtig terug of nam hem in haar selectie op. Het resultaat was qua kleurcompositie meestal niet fraai, maar als ze het boeket klaar had en er nog eens aan rook, kreeg haar gezicht een glans van verrukking. Na een paar keer had ik het door: ze maakte geurboeketten. En ik hoefde maar één keer te snuiven aan het boeket dat ze achterliet om te weten dat ze daar een groot talent voor had. Ik sprak haar aan, ze heette Nancy en vermeed het noemen van haar achternaam. Haar stem hoorde bij haar uiterlijk, bedachtzaam, aarzelend, licht. Ze was met me eens dat mijn demonstraties van kleurcomposities aan haar niet besteed waren en ging graag in op mijn uitnodiging om overdag langs te komen en geurboeketten te maken. Zo verkocht ik ze ook: ‘Geurboeket. Let niet op de kleur, ruik de geur.’ Als Nancy in mijn leven gebleven was, zou ik blindenscholen en federaties van slechtzienden benaderd hebben met dit nieuwe bloemenidee: de levende parfum. Maar het liep anders. Na enkele weken was ze plotseling verdwenen en ik moest de geurklanten teleurstellen. Toen ik haar maanden later aarzelend voor het raam van mijn winkel zag staan, sprong mijn hart op en besefte ik ineens dat ik haar erg gemist had. Ik holde naar buiten en zag haar verstijven van schrik. Later vertelde ze dat ze bang was dat ik haar zou uitfoeteren omdat ze me in de steek had gelaten bij het maken van de boeketten. Omarmen zat er niet in, maar een warme handdruk en een kop koffie nam ze dankbaar aan. Ze zag er slecht uit, mager en gespannen.
| |
| |
Bij haar jukbeen en in haar hals zag ik blauwe plekken, maar ik was te beleefd opgevoed om ernaar te vragen. Tot mijn vreugde had ze wel tijd en zin om weer voor mij te werken en dagelijks zaten we samen boeketten te maken, ik op kleur en zij op geur. Ik was nu zo verstandig te noteren welke combinaties Nancy maakte, zodat ik niet meteen met lege handen zou staan als zij weer plotseling zou vertrekken. Wie ze was, waar ze woonde, wat ze deed, daar praatte ze niet over. Het weer en de politiek, boeken en schilderijen, dat waren de probleemloze onderwerpen. Van sport bleek ze veel te weten, al interesseerde het haar niet echt. Dat betekende dat ze vrij lang in één huis gewoond had met een tv-kijkende sportfanaat. Een stukgelopen huwelijk? Voor haar oude vader gezorgd?
Op een vrije zondag kreeg ik haar mee om in het Vassarbos te zoeken naar geurig onkruid (er was daar een verwilderde kruidentuin). De oogst viel wat tegen, verwilderde kruiden ruiken muf, en het begon ook plotseling te regenen. Samen onder een regenjas zittend op een bankje, wachtten we het einde van de bui af. Ik voelde de warmte van haar lichaam tegen het mijne en keek van opzij naar haar profiel. Ze voelde mijn blik.
‘Is er iets?’ vroeg ze en ze draaide haar hoofd naar me toe. En ik deed wat ik allang wilde doen, ik kuste haar. Daarna braken goede tijden aan, al bleven die bij Nancy altijd ingeperkt door de angsten en de bindingen die zij uit haar vorige leven meebracht. Bij het vrijen was ze dienstbaar en gewillig en bang. Pas na een paar weken, toen ze vertelde over het huwelijk dat ze ontvlucht was, begreep ik hoe dat kwam. Nancy woonde voor de tweede keer tijdelijk in een opvanghuis voor mishandelde vrouwen. En dat zei alles. Ze praatte opvallend begripvol over haar man Bob, die nu eenmaal een Pietje Precies was en tegelijk een driftkop.
| |
| |
Als iets niet ging zoals hij het wilde, schoot zijn hand uit. Daarna had hij altijd vreselijk spijt en huilde en probeerde de pijn te verzachten. Ook vrijden ze dan. Maar het was belangrijk voor hem dat zij elke keer als hij met haar sliep een stevig orgasme kreeg, anders tastte dat zijn mannelijkheid aan en werd hij weer boos. Dus had ze geleerd orgasmen te faken zodra haar bedpartner klaarkwam: allebei tegelijk, een wonder.
‘Ach, dáárom heb ik het idee gekregen dat ik de perfecte minnaar ben,’ zei ik en haar gezicht betrok.
‘Nee, nee, bij jou doe ik dat niet’. Maar het maakte ons liefdesleven daarna wel realistischer.
Dat Nancy terug zou gaan naar haar man was van meet af aan duidelijk: ze hadden een zoontje van vijf en die kon ze niet missen.
Haar vlucht naar het vrouwenhuis was precies dat geweest: een vlucht uit paniek toen Bob in razende woede met een honkbalknuppel op haar af was gekomen omdat ze een telefonische boodschap van zijn boekhouder te laat had doorgegeven. Bobby, het zoontje, sliep en was ook niet in gevaar, want zijn vaders woedeaanvallen richtten zich nooit op het kind. Dus rende ze alleen de straat op.
Dom, want bij de vorige keer had ze Bobby wel mee kunnen nemen, en het Vrouwenhuis had haar ingeprent dat dat heel belangrijk was. Een vrouw die zonder haar kind het echtelijk huis verlaat, heeft nu eenmaal minder kans het bij een echtscheiding toegewezen te krijgen. Zeker als opzettelijke mishandeling moeilijk is aan te tonen. Het enige dat ze nu kon doen was: proberen het weer goed te maken met Bob. En hopen dat hij er ook iets van geleerd had. Elke dag was ze hiermee bezig, belde met de maatschappelijk werkster van het Vrouwenhuis die de bemiddelingspogingen deed. Belde met de moeder van Bob die hem probeerde te bepraten.
| |
| |
Belde ten slotte met Bob zelf. Ik zag haar in tranen bij het toestel zitten: Ja Bob, nee Bob, dankjewel Bob, heerlijk Bob.
En na het gesprek holde ze op me af: ‘Ik mag terugkomen! Morgen!’ Ik omarmde haar en zei dat ik blij voor haar was. Die laatste avond was ze zenuwachtig, Bob zou zijn woord toch wel gestand doen? En niet morgen ineens zeggen dat hij haar niet meer in huis wilde? Ze miste Bobby junior zo, haar lieve kereltje met zijn snelle beentjes hollend door het huis.
We vrijden een laatste keer, maar het lukte niet zo goed. Nancy was met haar gedachten elders en ik zat al in de leegte van het verdriet: ik was van haar gaan houden.
Na afloop lagen we in elkaars armen te praten. Nu meer als vrienden dan als geliefden, de omschakeling was al begonnen. Nancy praatte over Bob en zijn Makelaarskantoor, ze leefde zich alvast in, en ik hielp zoals een vriend helpt.
‘En willen jullie nog een kind erbij?’ vroeg ik om wat te vragen.
‘Bob wilde alleen een zoon en die heeft hij nu. Ik zou nog wel een dochter willen, maar dat zit er dus niet in. Hij vindt het genoeg zo.’
‘Als het nu weer misgaat met Bob, beloof me dan dat je met Bobby hierheen komt. En dan maken we samen een dochter voor je.’
Ze streelde mijn haar en glimlachte.
‘Ja,’ zei ze, ‘en dan noemen we haar Donna. Don van Donald en Na van Nancy.’
De volgende dag bracht ik haar naar de bus en smeekte haar om contact met me te blijven houden. Haar achternaam had ze nooit willen vertellen en ik wist niet waar ze woonde, elk moment kon ze spoorloos uit mijn leven verdwijnen.
| |
| |
Ik zag de angst voor Bob in haar ogen en bezwoer haar dat hij het niet te weten zou komen. We kwamen overeen dat ik niet zou bellen of e-mailen, maar dat zij elke eerste maandag van de maand extra goed zou letten op de postbestelling. Ik moest op de brieven dan een willekeurige naam zetten. Bob leegde nooit de brievenbus, dat was haar werk, maar als hij er toevallig bij zou zijn en de enveloppe zag, zou ze kunnen zeggen dat hij verkeerd geadresseerd was. Toen ik met mijn hand op mijn hart gezworen had me hieraan te zullen houden, gaf ze me het adres.
Ik schreef haar trouw elke maand, vertelde over de bloemenzaak en het succes van de drie geurboeketten die ze mij had leren maken. Een enkele keer kreeg ik een ansichtkaart terug: alles goed! Een schrijfster was ze niet, of ze was te bang dat Bob haar zou betrappen. Na ruim een jaar maandelijks schrijven kwam mijn brief terug met ‘Verhuisd, adres onbekend’ erop. En toen ik het een maand later nog eens probeerde, met een andere achternaam, gebeurde hetzelfde. Of Nancy wilde mijn brieven niet meer, of ze was verhuisd en de nieuwe bewoner retourneerde alle onbekende post. Een paar keer stond ik op het punt naar haar huisadres te rijden en te zien wie er woonde. Maar ik had haar beloofd dat niet te doen.
En nu zou ik dan dankzij het overlijden van de nieuwe bewoonster toch het huis bezoeken waar Nancy gewoond had met haar Bob en haar Bobby. Gek, ik had nooit haar achternaam geweten en er ook niet naar gezocht toen ik haar adres had: het was Bobs naam en ongezien haatte ik hem.
Na drie kwartier rijden kwam ik in de Stuyvesantstraat, waar oud en nieuw geld in grote villa's woonde, met puntige hekken eromheen en aan de voordeur de ‘Wij zorgen voor uw bewaking’-bordjes van
| |
| |
alarminstallateurs. Het huis waar ik moest zijn was nummer 232.
Ik parkeerde bij nummer 100 en conform de ‘leeg huis’-garantie belde ik eerst op en pas toen ik geen gehoor kreeg, zelfs geen antwoordapparaat, stapte ik uit de auto en liep naar het huis. Ik had een groot boeket als alibi bij me. Mocht er toch iemand thuis zijn dan was ik een bloemenbezorger op het verkeerde adres. Tussen de grote villa's was nummer 232 een bescheiden huis, zonder voortuin, direct aan de straat.
Bob behoorde in deze buurt tot de onderlaag. Misschien was het vroeger de bediendewoning geweest of een gastenverblijf van de kapitale villa ernaast. Geen hekken of toegangspoorten. Dat maakte mijn taak wel makkelijker. Ik belde aan, ik klopte aan en toen er geen gehoor gegeven werd, gebruikte ik de sleutel en ging naar binnen. Goddank geen elektronische beveiliging. De grote slaapkamer was makkelijk te vinden. Er stond een echtelijk dubbelbed maar daarnaast een in hoogte verstelbaar ziekenhuisbed met een bijzettafel waarop veel boeken en potjes met medicijnen. Ik pakte er een op. In het dokterslatijn herkende ik het woord morfine.
‘Pijnstiller’ stond er met de hand bij geschreven, ‘max. 6 per etmaal’.
Arme mevrouw Montgomery, ze zou hier haar laatste ziekbed gehad hebben, de kamer róók zelfs naar ziekenhuis. Misschien was ze hier ook wel overleden. Ik onderdrukte een rilling en vond in de witte kast op de derde plank (van onderaf gerekend) achter de dekens inderdaad een opbergmap met een slotje. Op de map stond: na mijn dood bestemd voor dhr Donald Flint. En het adres van Laatste Wens Service. Een heel precieze dame!
Snel weg was mijn standaardregel bij het uitvoeren van Laatste Wensen, want er was altijd kans op het tegen
| |
| |
het lijf lopen van familie of argwanende buren of een werkster. Maar hier had Nancy gewoond en ik nam even de tijd om het huis te verkennen. Behalve de grote slaapkamer waren er nog twee kleinere, aan de posters te zien bewoond door een honkballende zoon en een balletdochter. Wel opmerkelijk nette kinderen. Het hele huis was opvallend netjes en nogal onpersoonlijk ingericht. Geen rondzwervende spullen, geen familiefoto's, geen stapels oude kranten. Terwijl het met twee actieve kinderen toch een jong gezin moest zijn, nu beroofd van de moeder. Dodenhuizen hebben vaak dat steriele, hield ik mezelf voor. Na het overlijden komt er altijd wel een zorgzaam en dus bemoeizuchtig familielid van het type ‘tante’ langs om de boel beredderen en aan kant maken. Berg je dan maar. Ik keek nog even naar de kleine tuin, ook al zo keurig en verliet het huis.
Op het lijstje van door Mevrouw Montgomery bestelde diensten stond nog het verzoek even te checken of de weg te werpen inhoud van de map inderdaad bestond uit brieven en krantenknipsels. Dat was een ongebruikelijke wens, meestal wilde men dat wij de spullen ongezien vernietigden. En na de foto's van Tante Bettina deed ik dat altijd braaf: sommige dingen wil je liever ook niet zien. Ik legde de map op de achterbank en reed met een onbestemd gevoel terug. Raar dat ik na zoveel jaar in Nancy's huis geweest was. De afgelopen negen jaar had ik altijd het gevoel gehad dat ze op een dag weer langs zou komen en zonder veel woorden haar plek aan de bloemensnijtafel zou innemen. En dat we dan verder zouden gaan waar we gebleven waren: het laten opbloeien van onze zachte liefde. Nancy en ik waren van hetzelfde type: geen hevige emoties maar wel aanhankelijk en gedienstig en heel erg trouw. Ons soort mensen wordt makkelijk
| |
| |
slachtoffer van bullies. Ook indirect: ik was niet sterk genoeg geweest om haar van Bob weg te houden. In de maandelijkse brief die ik mocht schrijven deed ik daar wel mijn best voor, beschreef keer op keer ons rustige arbeidzame leven in de bloemenkelder, liet haar weten dat ik van haar hield en haar miste en dat ik graag ook haar zoontje zou ontvangen als ze die mee kon nemen. Nu ik had gezien dat ze echt niet meer woonde op het correspondentieadres kon ik me misschien eindelijk losmaken van de hoop dat zij ooit weer voor de etalage zou staan.
Thuisgekomen nam ik de map uit de auto mee en forceerde met een schroevendraaier het slotje dat erop zat. We hadden beloofd te checken of de inhoud bestond uit brieven en krantenknipsels. Bovenop lag een stapeltje handgeschreven brieven. Ik pakte de bovenste en las: ‘Lieve, lieve Nancy, je bent nu ruim een jaar uit mijn leven weg en ik mis je meer dan ooit.’
In mijn handschrift. Het waren de laatste van de dertien of veertien liefdesbrieven die ik haar gestuurd had totdat ze terug begonnen te komen. Ik keek er verbijsterd naar en bladerde door de stapel.
Hoe kwam de onbekende mevrouw Montgomery aan deze brieven? Ze had ze als nieuwe bewoner vermoedelijk in een geheime opbergplaats gevonden en uit piëteit niet willen wegdoen. Voor het geval de geadresseerde of de schrijver zich ooit nog zou melden. Mevrouw Montgomery was een heel keurige en precieze vrouw, alles wees daarop. Mijn hart ging uit naar deze onbekende dame. Behalve de brieven zaten er twee krantenknipsels in de map. Op één ervan stonden John en ik afgebeeld, met een interviewtje eronder over de Laatste Wens Service. Het andere was een knipsel uit een buurtblad en toonde een schriel schoolmeisje in
| |
| |
balletkostuum en op spitzen. Ze keek geconcentreerd in de cameralens. Eronder stond: Donna Montgomery (7) won dit jaar de junioren balletcompetitie van Villas.
Het knipsel dateerde van vorig jaar.
Donna?
Het duurde even voordat tot me doordrong dat dit allemaal geen toeval kon zijn. In de keuken had ik een stapel oude kranten en het doorbladeren leverde al snel haar overlijdensbericht op: ‘Anantia Montgomery (“Nancy”), 39 jaar, echtgenote van Bob Montgomery, moeder van Bob junior en Donna. Zij overleed na een geduldig gedragen lijden. Wij zullen haar nooit vergeten.’
Ja, dat was wel het minste wat je als moeder en echtgenote mocht verwachten. Ik zat op de keukenvloer met de krant in mijn handen en huilde. Jezus wat een koude afscheidsadvertentie voor mijn lieve Nancy. Waarom was ze al die jaren onder de knoet van deze ongevoelige rotzak gebleven? Waarom had ze wel al mijn brieven bewaard en mij nooit meer dan een ansichtkaart gestuurd? Waarom was ze nu dood en voorgoed onbereikbaar? En dat zonder afscheid te nemen? Het was John die me op het goede spoor zette toen ik hem vertelde hoe de Mongomery-opdracht was afgelopen.
‘Ze heeft je iets willen zeggen, maar het niet gedurfd. Wat had je gedaan als je geweten had dat jullie samen een dochtertje hadden?’
‘Dan had ik contact gezocht, natuurlijk. Mijn dochter bij iemand die zijn vrouw slaat? Ik zou ze allebei weggehaald hebben, Nancy en Donna.’
‘En dat was precies wat ze niet wilde. Want Bobby junior zou dan gegarandeerd aan zijn vader toegewezen zijn. Ga maar na: ze ontvluchtte het gezin en liet haar zoontje bij de vader achter. Als dan later blijkt dat ze in
| |
| |
die periode zwanger is geraakt van de bloemenman om de hoek, hoeft geen rechter lang te piekeren over wie de meest stabiele ouder is. Dus de enige manier om moeder van beide kinderen te blijven was: in dat huwelijk blijven zitten en jou niets te laten weten.’ Hij had gelijk, zo zou Nancy gedacht hebben. Haar kinderen waren het belangrijkst. Maar toen ze ziek werd en het stukje in de krant zag over de Laatste Wens Service, bedacht ze een manier om mij toch na haar dood te bereiken. Met de boodschap: we hebben een dochter!
Al twee weken reed ik elke avond langs het huis om te kijken of het weer bewoond was.
Toen er eindelijk licht brandde kwam ik de volgende ochtend vroeg terug en wachtte. Om half negen verschenen ze, tijd om naar school te gaan. Hij had een regenjas aan en een hoed op, was middelgroot en oogde wat dikkig. Hij gebaarde driftig naar de twee kinderen: schiet op! en klikte al van ver de Mercedes open met zijn afstandsbediening. De auto knipperde met zijn lichten: ja baas. Het dikkige jongetje holde achter z'n vader aan en schoot zo snel mogelijk de achterbank op. Het tengere meisje was minder gehoorzaam, ze keek om zich heen in het vale ochtendlicht en haar rondzwervende blik trof mij. Het leek even alsof ze me zag, gespannen naar haar kijkend vanachter het stuur van de geparkeerde bestelauto. Maar het was mijn verbeelding. Ze liep naar de Mercedes en ontweek een draai om haar oren terwijl ze instapte.
En dat was het moment waarop ik begreep dat ik een taak had in het leven. Ik was vader. Een vader met een missie. Toeterend reed ik naar ze toe en toen gebeurde het wonder.
Terwijl Bob aan de voorkant van zijn Mercedes instapte
| |
| |
sprong mijn dochter er aan de achterkant uit. Ze rende op de bestelauto af en steeg snel in. ‘Papa?’ vroeg ze.
‘Papa Donald?’
En terwijl Bob ons achtervolgde en een politiesirene steeds dichterbij kwam hoorde ik haar nog zeggen:
‘Mama vertelde dat je zou komen.’
|
|