‘Doe nou niet zo flauw,’ zei ze, ‘ik moet het aan iemand kunnen vertellen. Het heeft te maken met dat computerspel, ik word er gek van.’ En even later reed ik voor de tweede keer achter haar aan naar haar flat. Wat zou me nu weer te wachten staan?
‘Ik wil het je graag vertellen,’ zei ze, terwijl ze sandwiches maakte bij wijze van avondeten en ik op haar aanwijzingen een komkommer ontvelde en in dunne plakjes sneed. ‘Mijn vriend Jan is een halfjaar geleden overleden. Een hersentumor, het was in een paar maanden gebeurd. Hij woonde hier. We hebben samen wiskunde gestudeerd en hij maakte computerspellen en verkocht die. Most Dangerous Game is van hem.’
Ik had er nog nooit van gehoord, maar knikte beleefd.
‘Hij had ook een heel goeie stem, een bas, hij was altijd aan het zingen terwijl hij werkte.’
Ze liep weg van het aanrecht en kwam vanuit de slaapkamer terug met een portret in glas. ‘Kijk, dat was Jan.’ Een monter hoofd met een ongeregelde haardos keek me postuum aan.
‘Hij lijkt me aardig,’ zei ik beleefd, terwijl ik het portret aan haar teruggaf.
‘Ik mis hem.’ Ze keerde haar hoofd af en ik voelde me ongemakkelijk bij haar pijn. Maar de puzzel begon in elkaar te vallen. ‘Dat spel met dat mannetje voor de poort, dat heeft hij gemaakt?’
‘Ja, dat was zijn afscheidscadeau aan mij.’
‘Misschien heeft hij het niet af kunnen maken,’ opperde ik, ‘het zag eruit als een doodlopend spoor.’
‘Nee, hij had het af. De laatste dagen hallucineerde hij veel, hij zag doodenge dingen, maar af en toe kon je met hem praten. En een paar keer zei hij: “Speel het spel, dan kom je eroverheen.”’
‘Waarom heb je dat de vorige keer niet verteld? Dat