De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
(1982)–Raymond Vervliet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 489]
| |||||||||||||||
allerlei vorm worden de hoogste vraagstukken van 't menschelijk denken onder 't Volk gebracht en moge dit onder-'t-volk-brengen onbetwistbaar zijn leelijke zijde hebben, het heeft even zoo onbetwistbaar zijn schoone: de zelfontwikkeling van den Geest wordt hier openbaar; de menigte wordt tot een hooger geestelijk en zedelijk peil opgeleid... vooral wanneer men Kunst en Wetenschap en Godsdienst leert beschouwen in het licht der Wijsbegeerte, die alle stukwerk tot een schoon-goed-waar ‘geheel’ samen brengt, éénheid van véélzijdigheid is. Zoo wordt dan, ten slotte, de Enkeling, langs den weg van zelfdenken, dóór het dierlijke en menschelijke héén, ‘persoonlijk,’ dat is: geestelijk-zelfstandig. Zoo keert ook het gevaarlijke van alle gebrekkige kennis of halfweten, waartoe populariseeren kan aanleiding geven, op tijd en stond... ten goede en mogen de pogingen van hen, die de menigte over zulke vragen vóórlichten, toegejuich[t] worden... al gaat men hierbij vaak éénzijdig te werk, wat betreurlijk misverstand moet wekken. Men zegt wel, dat wetenschappelijke verhandelingen ‘zuiver zakelijk’ moeten zijn; maar 't blijft de vraag, of dat in werklijkheid kàn. Men beschouwt toch eigenlijk alles onder den invloed en van zijn eigen persoonlijkheid uit en niet zelden zelfs in de stemming van het oogenblik. - Oprecht echter kan men in elk geval wezen en bij het behandelen van een vraagstuk rechtzinning, naar zijn beste weten te werk gaan. Daarom lijdt het geen twijfel, of de tijdgeest zal bij velen welkom zijn. Onder zijne medewerkers telt hij immers mannen, die op verschillend gebied werkzaam, reeds naam hebben gemaakt. Deze noemen dunkt'ons overbodig. Trouwens zullen meestal de medewerkers hunne bijdrage steeds onderteekenen en 't komt er wezenlijk toch minder op aan, te weten wie, dan wat die schrijft. Andere landen, Engeland, Duitschland, Frankrijk, Nederland b.v., zijn ons vóórgegaan in dergelijk verspreiden van wetenschappelijke, wijsgeerige en godsdienstige vraagstukken. Eindelijk is ook Vlaanderen gaan meêdoen. Het doet het in de mate zijner krachten. Zie maar eens de letterkundige tijdschriften, die overal opduiken; denk maar eens aan de "Verhandelingen der Katholieke Hoogeschooluitbreiding'; lees maar de Socialistische uitgaven van ‘Germinal’; vraag maar naar de boeken en boekjes van Willems- en Davidsfonds!... Daar wordt zóóveel degelijks geleverd! Gewis kan men opwerpen, dat het dikwijls bij een ‘pogen’ blijft; dat de meeste tijdschriften en tijdschriftjes verschijnen om... te verdwijnen! Het zijn in elk geval zóóvele ‘verschijnselen’ van aanzwellend vlaamsch leven; het zijn zóóvele voorteekenen van een Tijd, die nakend is, waarin ons Volk zijn Zelfstandigheid van weleer zal heroverd hebben; zij laten vermoeden: wat Vlaanderen zal kunnen, wanneer het zal hebben: een degelijk Vlaamsch Hooger Onderwijs. Doch, in afwachting, moeten wij niet ‘ins blaue hinein schauen!’ Gewerkt kan, gewerkt moet er worden voor de ontwikkeling van den Enkeling en die ontwikkeling is eerst dàn mogelijk, wanneer de stoffelijke levensvoorwaarden gunstig zijn. - Zoo kunnen wij, bij alle geestelijk stijgen, niet buiten zekere maatschappelijke eischen om. Moge die ontwikkeling nu ook al aan uiterlijke invloeden onderworpen zijn, toch moet ze, naar ons gevoelen, van binnen uit plaats grijpen, wil de mensen niet tot ‘kuddedier’ vervallen. Van dàt standpunt beschouwd, kan aldus de tijdgeest niet het werk wezen van eenige politieke- of godsdienstige partij. Partijen - ze mogen een noodzakelijk kwaad heeten, waaraan zich, in zekere mate, niemand althans voor een tijdje, geheel onttrekken kan - partijen toch belemmeren den Enkele in de ontwikkeling van zijn geestelijk wezen. | |||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||
Wie alzoo leven wil voor Vlaanderen, moet trachten dat hij leven kunne voor zichzelven; hij moet eerst ‘zijn eigen’ terug gevonden hebben en vrij zijn van allen partijgeest, die, zooals een onzer knapste schrijvers het ergens heeft uitgedrukt ‘als een ingespannen paard noch rechts, noch links mag kijken, alles van den kleinen kant aanvat, spoedig in een opportunisme glijdt, dat van uitwegen leeft en de slimmen meer macht geeft dan de sterken en de eerlijken.’ Even min in den dienst van eenig welke School wil de tijdgeest staan. De Uitgever is van meening, dat de Waarheid - om welke het in den grond bij alle geestelijke ontwikkeling te doen is - zich niet laat klemmen in één systeem, in één vorm... Oprechtheid is de grondslag, waarop ons tijdschrift gesticht werd. Het bedoelt dus heelemaal niet, dat de lezer zich nu eens en vooral naar ons oordeel heeft te schikken... Integendeel! - Het wil alleen den lezer tot ‘zelfdenken’ opwekken. Kan het bij den ernstigen lezer tegenspraak uitlokken, dan mag het zijn doel als bereikt achten... het overige komt van zelf: want dan gaat de mensen aan het denken en wordt zelfstandig. Of nu het aantal Vlamingen, dat ‘zelfstandig’ wil of kàn denken... en ook in andersdenkenden iets van ‘het goede’ wil erkennen,... groot is, weten wij niet. Maar dit mogen wij althans meêdeelen: het aantal dergenen die met ons hetzelfde doel betrachten, is méér dan voldoend gebleken, om de kosten dezer Uitgave te kunnen dekken. Zoo kunnen wij dus aan den arbeid gaan, aan de vervulling van een onzer vurigste wenschen: - ook mêe te mogen werken aan het heil van Vlaanderen.
|
|