Wat toch is - wil 't volk.
't Volk is eenvoudig en juist om die eenvoud 't méést waar.
Wat wil 't volk?
Duidelijkheid in elk opzicht:
Wat tracht men 'r door schijnbare verheffing- en erkenning- dito algemeene menschenliefde, van te maken?
'n Halfwas-zwak-zichzelf-lijkende massa - die door 't aantal - in al haar zwakte, sterk genoeg is - de oude maatschappij te stutten, den schijn van vooruitgang bevorderend.
Ik herhaal, 't volk is 't meest wààr, hoewel velen, 't daarom dòm gelooven. Mààr 't is geen domheid, die hun afkeerig maakt van ingewikkelde vraagstukken, van verfijnde hulpmiddelen, om zich 'n oogenblik zijne afdwaling te herinneren - 't is 'n groote mate van ongekunstelde oprechtheid. Helaas ook bij hen, wint z.g. ontwikkeling reeds veld.
Toch is 't eenvoudig genoeg gebleven, om niet te kunnen genieten, van niet direct ware situaties en menschen, zooals in symbolieke stukken de aandacht vragen.
De bedoeling van 't werk is bovendien moeielijk voor hen te begrijpen, want men dient verwerkend geléérd te hebben, alvorens 'n meening uit te kunnen spreken, die maar al te vaak dadelijk weerlegd wordt. Omdat het volk niet leerde, is symboliek voor hem onbegrijpelijk.
Vele symbolisten, duiden o.a. op de hoogste menschelijke plicht, zonder ook maar éven duidelik te gewagen van de oorzaken, die de absolute plichtsbetrachting onmogelijk maken, van de eigenlijke kiemen van hun drama, die ons van 't mooist levensdoel verwijderd houden. De symbolist, tracht in ons 'n ideaal te verlevendigen, - onze kortzichtigheid en afwijkingen op te sporen en kiest gewoonlijk tot vertolkers 'n klasse van menschen, die rechtstreeks tegenover het volk staat.
Daarenboven teekent hij scènes, waarbij het volk zich niet bepalen kan. 't Volksleven wijkt geheel af, van 't leven der menschen, die het voor zich ziet uitleven, 't Gebeuren is 't vreemd. Het voelt niets voor die wezens. - 't Twijfelt aan de waarheid van hun bestaan, bespót ze....
Hoe wilde men nu o.m. de drang naar symboliek bij 't volk, bewijzen?
Door zich op 't drukke bezoek te beroepen, dat de z.g. draken te beurt valt?
Vooreerst is in 'n draak niets zinnebeeldigs, en aan duidelijkheid laat hij ook niets te wenschen over. 't Geheel is bespottelijk onnatuurlijk - zoodat, als de bewering gegrond was, n.1. dat de draak als maatstaf dienen kon, symboliek bezijden de waarheid is. Dit moet 'k tegenspreken, 't Is alleen onduidelijk.
En, zult u vragen, hoe de bespottelijke onnatuur der draken met de eenvoud des volks te rijmen?
Het gaat niet naar den schouwburg om zich te ontwikkelen, doch om zich te vermaken, 't vraagt niet meer naar den inhoud, dan naar den titel. Jà 't laatste alleen spoort dikwijls tot heengaan aan, als die maar sprekend is.
Voor 't volk, is 't schouwburgbezoek eene ontspanning, en géén studie.
Dààrom verlangt het geen symboliek, waarbij 't op denken aankomt, mààr grofbegrijpelijke stukken. Eerst waren 't de draken ('r was niets anders), vervolgens de modèrne draken, tot eindelijk de realistische drama's de aandacht trokken. En naarmate het afkeerig werd en wordt van dwang - naarmate het doordringt, naarmate het zijn exploitatie bewust wordt, zal 't zich van de vaderlandsche- en gravelike draken afwenden om in duidelijke realiteit behagen te scheppen.
Er zijn 'r ook die zeggen, dat 't volk de kerk gekozen heeft, om uiting te geven aan zijn verlangen naar symboliek.
Dit is 'n kolossale vergissing.