-35- [Programmaverklaring van het Weekblad Conscience]
Dit weekblad is het orgaan van de Zuid-Nederlandsche letterkundige vereeniging ‘Conscience,’ bestaande uit erkend bekwame schrijvers van Noord- en Zuid-Nederland. Zij is opgericht met het eenige doel, om over den lande gezellige, boeiende, den mensch veredelende en het volk in zijne moedertaal onderwijzende lektuur, zoo goedkoop mogelijk, te verspreiden.
Alle geschriften, uitgaande van of aanbevolen door onze vereeniging, dus ook dit blad, zijn vrij van partijschap zoowel op Staatkundig als Godsdienstig gebied en mogen niets bevatten in strijd met de goede zeden.
Wij roepen de medewerking in van alle Noord- en Zuid-Nederlandsche geletterden, doch behouden ons het recht van beslissing voor op[z]ichtens de al of niet doelmatigheid der plaatsing hunner artikelen, daar wij noch in proza, noch in poezie iets kunnen opnemen wat niet zuiver van taal is.
Wij willen echter gaarne, in overleg met de inzenders, hunne artikelen, die wij oordeelen eenige letterkundige waarde te hebben, naar onze zienswijze verbeteren, ten einde ze voor plaatsing geschikt te maken. De schrijvers kunnen dan tevens daaruit, des verkiezende, hun nut trekken.
Hoewel strevende naar de volmaaktheid, blijven wij onderworpen aan de wet der onvolmaaktheid, welke al het ondermaansche beheerscht. Wij zullen ons dus steeds vereerd achten met gegevens en wenken van geleerden, strekkende tot voorlichting op den weg naar ons doel, dat, zoo wij vertrouwen, door elk rechtgeaard Vlaming en Nederlander als vaderlandslievend, edel en nuttig zal worden beschouwd.
In navolging van den uitstekenden man, wiens naam onze vereeniging draagt, treden wij voor u op met de lichtende fakkel, ontstoken aan de vlam van het genie uwer voorvaderen: Onze schoone, rijke moedertaal.
Zijn volk leerende lezen, blies Conscience met den adem zijner dichterlijke ziel door de nevelvloeden, welke Zuid-Nederlands dampkring verduisterden - en het volk zag een glansrijk beeld van zijn roemrijk verleden, als een Phenix uit zijne asch verrijzende, in vollen luister voor zijne oogen schitteren, omhangen met lauwerkransen, als nimmer schooner door de Muzen aan de bloemrijke waranden van den Parnassus onttoverd werden.
Conscience baande ons den weg; zijn voetspoor zullen w[i]i volgen. Wij willen den vaderlandslievenden gloed in ons volk meer en meer opwekken; het onderwijzen, veredelen en beschaven, door de verspreiding van nuttige, tevens boeiende lezing.
Wij gaan u dan geleiden, waarde lezer en lezeres, door de hooge sfeeren, waar de geest van Conscience zich in de warme straling van uit eigen bodem opstijgende zonnen koesterde, en waaruit hij het licht zijner verbeelding putte, dat thans de vuurbaak van ons richtsnoer is.
Volgt hem dan met ons, op den weg naar Vondel en Bilderdijk; zonnen, welker gloring alle verheven zielen, over de gansche wereld, op den adem dier Godheid huppelen doet, die aan ons volk eene zelfstandige taal gaf, opdat het daardoor de