Dit betreft de uitdrukking Zedegeschiedenis op den titel, welke door menigen lezer niet is opgevat in den zin door het bestuur bedoeld.
Zedegeschiedenis is natuurlijk in 't algemeen het overzicht der ontwikkeling van het leven eens volks, bijzonder met het oog op het dagelijksch verkeer en daarmede samenhangende gewoonten en gebruiken - costuymen (zooals de Ouden schreven).
De redactie der Dietsche Warande vat echter deze gedachte wat breeder op, en meent dat de geschiedenis der zeden innig samenhangt met die der schoone kunsten en dikwijls wordt ook het woord Letterkunde of Letterkunst op den titel geheel overbodig, en zou slechts een pleonasme, eene herhaling zijn; om de volgende reden.
Ten eerste wordt door het woord Kunst niet alleen de uiting der schoonheid door middel van toon of gebaren, van penseel en tempermes, van bijtel of houweel, verstaan, maar evenzeer de geschreven kunst in gebonden of ongebonden stijl. De Boeken Mosis, het Hooglied, de Iliade, het Verlost Jerusalem, de Leerredenen van van der Palm, de romans van Conscience of van Lennep, de prozaschriften van Lacordaire, Guizot of Multatuli, de tooneelstukken van Scribe, enz., enz. - het zijn allen kunstwerken: de uitdrukking van schoone gedachten in edelen vorm. Men zoude die werken voortbrengselen van Letterkunst, in elk geval van Dichtkunst, en niet Letterkunde moeten noemen, daar dit laatste woord alleen past op de kennis, de wetenschap der letteren, maar niet op hare vruchten.
Een goede régisseur bezit tooneelkunde, doch de schouwspeler tooneelkunst, dramatische kunst. De eerste is een kundig man, de tweede een kunstenaar. Derhalve sluit het woord Kunst het denkbeeld van letteren, of van dichtkunst in gebonden of ongebonden stijl reeds in zich. Doch dit niet alleen.
Ook in de uitdrukking Zedegeschiedenis is de beoefening der letteren vervat. Vooral door het lezen der schriften onzer voorouders kunnen wij hun leven in al zijne volheid leeren kennen.
Er zijn ons gebouwen overgebleven om hunnen bouwtrant te bestudeeren, toonstukken die hunne muziek duidelijk maken, enz., enz. Doch een volledig beeld van hunne taal, van hunne gebruiken, van hunne zeden, welke zich almede in de taal uitspreken, krijgen wij eerst door hunne schriften.
Den geest van Maerlants tijd b.v. zouden wij zonder de werken van Thomas van Cantimpré, van Albert den Groote, en van onzen leerdichter-zelven niet kunnen verstaan.
De zeden, het dagelijksch leven en diens geschiedenis leeren wij door de letteren kennen. Zonder letteren, en de kennis daarvan (in dit geval dus letterkunde) - geene zedegeschiedenis.
Is dus in het woord Kunst de uiting der schoonheid in literairen vorm begrepen - niet minder sluit het woord Zedegeschiedenis de beoefening in van de letteren en hare vertegenwoordigers.
Zoo ware dan het opschrift: Kunst, Letteren en Zedegeschiedenis, een dubbele herhaling.
Hiermede geloof ik opnieuw iets bijgedragen te hebben tot verduidelijking van het standpunt wat door de Dietsche Warande wordt ingenomen.
Hartelijk is de wensch met alle inschrijvers en medewerkers den ingeslagen weg te mogen vervolgen; aan moeite en lust tot vooruitgang, en aan het streven naar onzijdigheid van oordeel zal het onzerzijds niet ontbreken.
a. | dietsche warande. |
b. | Tijdschrift voor Kunst en Zedegeschiedenis. |
c. | Gent. |