Brood(1939)–Karel Vertommen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] [pagina 15] [p. 15] Ruiterlied Hu, hop! en vooruit met zijn paard door de mist. Waarheen? - Geen mens, ook hijzelf niet, die 't wist. De hoefslag die plofte gedempt over 't veld, maar tussen de huizen weerklonk het geweld... In matte schimmen schoof alles voorbij: - ‘Hu, hop! Heel de wereld kijkt naar mij!’ De mist scheurde open waar hij kwam, maar sloot zich weer achter hem als een dam. En voor hem en achter en overal mist, druipnat hing zijn haar op zijn slapen geklist: - ‘Hu, hop! en vooruit! Ieder kijkt mij aan!’ Plots bleef het paard voor een water staan. Daar zat op haar knieën een blonde meid, zij had een stuk linnen opengespreid en waste het uit in het klare nat waarin ze zich even gespiegeld had. Toen priemde de zon en de mist verdween, de dampende ruiter keek om zich heen... - ‘Heb ik dan mezelf wat voorgelogen of ligt heel de wereld in meisjesogen?’ Hu, hop! kwam hij hier met zijn paard door de mist. Waarheen? - Geen mens, ook hijzelf niet die 't wist. Maar een meisje zat over 't water gebogen, hij zag haar beeld en twee diepe ogen. Vorige Volgende