Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 253]
| |
De stantvastigheit is nog grooter.DE Slang verbeeld voorzichtigheit:
Ze houd de waereld in zyn weezen.
Maar deze deugd, hoe zeer gepreezen,
Moet zwichten voor stantvastigheit.
Die zuil en kragt van alle deugden,
Bekroond het eind' met hemels vreugden.
DEn aardkloot, met een slang omringt, geeft de menschelyke wysheit en voorzigtigheit te kennen, dewelke uit een scherpzin- | |
[pagina 254]
| |
nig oordeel en doordringend verstand voortkomende, het leven regeld, de ongelukkige gevallen afwend, en met voorzienigheit en voorzorge zyn geluk bevorderd. En, hoewel ze altyt van God te wenschen is, op dat wy, dezelve volgende, wel mogen leeven, en andere, in konsten en oordeel te boven gaande, tot een waardigen roem verheeven worden; zo zie ik nochtans niet dat wy iets waardiger van den heemel konnen verwerven, waar door wy ons leeven waarelyk gelukkig maaken, als de stantvastigheit, welke deugd veel grooter als de andere, ons in een gestadige heiligheit bevestigt, de onthoudinge verzekert, de rechtvaardigheit verdedigt, en de vordere deugden, kragt, en duurzaamheit mededeeld. Wat helpt het my, andere in wysheit en voorzichtigheit te boven te gaan, en eindelyk met een schandelyke lichtvaardigheit en vuiligheit van zonden en misdaaden myn laatste levenstyt te besmetten? Indien ik, door een kleine smerte of ongeluk gedrukt, van de oeffeninge der rechtveerdigheit en godsdienst word afgetrokken; in 't werk der gerechtigheit en heiligheit vertraage, welkers volstandigheit ons gelukkig maakt, en ten hemel voerd? 't zal my beter zyn, alleen door de bestendigheit van myn geloove, na de eeuwige ruste te streeven, als door waereldsche daden verheerlykt te worden, die in de uure des doods geen de minste troost geeven, vermits ze alleenlyk, door de eerzucht gesterkt, de nakomelingen niet als een ydele naam nalaat. In andere dingen, word | |
[pagina 255]
| |
de onbestendigheit door de menschelyke zwakheit verschoont, die dikwils doet struikelen; maar deze lichtvaardigheit is altyt verachtelyk en strafbaar, waar door de stantvastigheit des heiligen geloofs geschud, de godzaligheit en de Religie der menschen zich na de tyd voegt, en een ongestadig en veranderlyk slag van Godsdienst invoerd. Ik wensch dat Godt my alleen die lof mag toestaan, dat myn betrouwen op hem duurzaam zy, en ik daar door verblyd zynde, uit dit leeven tot die gelukzalige heerlykheit mag overgaan, dewelke voor de geloovigen en de volstandigen in den hemel word bewaard. |
|