Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
Als dit maar alleen mag overblijven.EEn opgezwolle Watervloed,
Die kan den Landman, Vee, en goed,
Ontrooven, en Godsdienst Tempels schenden.
Al moest het altemaal vergaan,
Laat God dit schoon gebouw maar staan,
Zo troost ik my in deez' elenden.
WAnneer men de uitneemende nuttigheit en voordeelen der heiligheit van naby beschouwt, is 'er dan wel iets voortreffelyker | |
[pagina 191]
| |
om te hoopen of te begeeren, als dat ze alleenlyk mag overblyven, die ons in den Godsdienst onderhoud, en met Godt zelf vereenigt? 't Verlies van alle andere dingen moet van ons licht, en met een eenpaarig gemoed gedraagen worden: deze alleen moeten wy, wanneer ze uit onze landstreeke is geweeken, met een gestadige droefheit en traanen zoeken, dewyl wy 'er al onze kragt en çieraad door hebben verlooren. Heel schadelyk is de Rivier, welke, door veel toevloeden zich boven de stranden verheffende, de Landen en Steden verderft; maar dan word de schade te recht met traanen der bewoonders beschreit, wanneer dit Tempeest zelf de heilige Tempelen dreigt, en de Godgeweide muuren en plaatzen verwoest. Ik spreek niet van die uitwendige gedaante der Kerke, door 't steenen gebouw aanzienelyk, en door verscheide gewoonelyke plegtigheden ingeweid, welke 's menschen oogen tot zyn ydele muuren, of 't versierzel der Altaren trekt; maar ik besta dien Tempel die in ons gemoed bestaat, en den mensch door 't geloove, oprechtigheit, en heilige offerhande, aan zyn God verbind; op dat hy, in zyn dienst volhardende, eindelyk als een waardig gedeelte, de triumpheerende Kerke in den hemel mag worden ingelyft. Dezen Tempel zal bestaan, wanneer de andere met al haar pomp en pragt in 't verderf nederstorten: want ze is inwendig en in de gemoederen der menschen bevestigt, die hy de waarheit van zyn woord heeft bekend gemaakt; maar ze is niet zoo vast aan | |
[pagina 192]
| |
eene plaats gebonden, dat ze niet verbragt zou konnen worden: dewyl God, door onze misdaden en overtreedingen vergramt, ons dikwils dit heilige Woord ontrekt, en andere dezen schat toebrengt en betrouwt. Hierom moeten wy hem met vuurige gebeden smeeken, dat hy de zuiverheit zyner Kerke onder ons wil bewaaren, en ons in een oprecht geloove staande houden; dewyl 'er niets aan ons geluk ontbreekt, zoo lang als dit alleen maar overig blyft. |
|