Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 149]
| |
Niet door zulken hulp.GElyk een schip op woeste baaren,
In zee geslingert door de wind,
Geen hoop in touw of anker vind;
Maar hooger macht het moet bewaaren.
Zo keert in uw rampspoedig lot,
Niet tot uw kracht; maar tot uw Godt.
HEt anker kan 't schip in de woeste zee niet helpen, wanneer den hemel met een duistere wolk betoogen, in een woedend Tem- | |
[pagina 150]
| |
peest, blixemd, donderd, met veel verschrikkelyke stormwinden de zee beroerd, en 't schip zelf gints en herwaards geslingert, van spriet en zeilen berooft, het speeltuig van de winden is geworden. Wanneer de scheepslieden van zien, dat ze niet door zulken hulp konnen behouden worden, neemenze, beevende van schrik, hun toevlucht tot een andere macht, en verzoeken, met de handen na den hemel geheven, de Goddelyke bystand. Terwyl wy in dit leven, als in een open zee dryven, door veel gevallen van de fortuin ontroerd, zo laten wy onze toevlucht niet tot het anker van onze deugd neemen, byzonderlyk niet als ons de straffe van de rechtvaardige gramschap Gods vervolgt. Wanneer hy zyn zekerheit best zal voorzien en bezorgen, die alle wereldsche hoope verworpen, en 't betrouwen op zyn krachten afgeleit hebbende, al zyn hoop in hem stelt, die niet onkundig van onze benauwdheeden, onze elenden, pynen, en krankheden, zo van ziel als lichaam, alleen kan wegneemen. Deze bystand, is hen de tegenwoordigste en de veiligste, die door de baaren der menschelyke ongevallen worden geslingert: de andere, welke van de menschen worden toegebracht, worden meest door 't geweld van deze baaren weggespoelt; en menigmaal tusschen de nyd en eigenbaat weêrhouden; waar door de elendigen meer worden belaaden als ontlast. Deze zyn ook niet beter, die wy van de kragten van ons lichaam en verstand bekoomen, vermits ze | |
[pagina 151]
| |
van natuure zwak, onmachtig, en door hun noodlot verhinderd, te gelyk met den verwaanden, die ze heeft uitgevonden, vervallen en nederstorten. |
|