Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 114]
| |
Hy bestierd het alleen.IK ben, ô God! als ik u derve,
Een zonnewyzer zonder zon;
Een water zonder vloed of bron;
Myn leeven is een enkel sterve;
'k Leg in een nagt van zielsverdriet:
Al wat ik doe is min als niet.
DIe eens de straalen van de Goddelyke gunst, in 't binnenste van hem heeft voelen werken, zal bekennen, dat 'er in de wae- | |
[pagina 115]
| |
reld geen vreugde is, dewelke dat vermaakelyke oogenblik van geluk te boven gaat. 't Gemoed met een heilige rust verblyd, wort door geen ongeregelde hertstochten gedrukt; noch tracht nergens na, als tot de bestendigheit van dit heil, waar aan 't zich alleen begeert over te geeven. Ja zelfs, wanneer de uitwendige dingen geen schyn van vreugde geeven, dan word dit Goddelyk vuur te meer in ons ontsteeken: zoo dat wy 't leven zat en moede, 't zelve gaarn met de dood zouden verwisselen; op dat wy na 't afleggen van dit sterffelyke lichaam, deze gunst en heerlykheit nader en volkomentlyk in den hemel mochten deelachtig worden. Dit geluk hangt alleen af van de Goddelyke tegenwoordigheit: als wy daar door worden bestraalt en omvangen, zo genieten wy die alleen volkome en volmaakste blydschap. In tegendeel, wanneer ze zich een weinig voor ons verbergt, worden wy door 't gevoelen van geweldige smerte en pyne zyn afweezen gewaar. Men kan dan de kracht van de tegenwoordigheit dezer zonne, by den zonnewyzer vergelyken: want, even als zyn schynend licht alleenlyk maakt, dat ze de uuren en stonden van den dag aanwyst, zo bestierd ons ook de tegenwoordigheit Gods, dat wy al de daaden en werken van ons leven gereegelt, en met roem betoonen. De zonnewyzer is van geen gebruik of nut, zonder de zon, die ze alleen bestierd. Wy elendigen zyn van geen vermogen, wanneer God ons zyn heilzaame kracht en genade ontrekt, die alleen on- | |
[pagina 116]
| |
ze gemoederen bestieren, en bekwaam kan maaken, om treffelyke werken te onderneemen, en gelukkig te volbrengen. |
|