Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 112]
| |
Ik moedig aan, als ik aangemoedigt word.DE trommel moedigt 't hert niet aan,
Voor dat ze word geroerd door 't slaan.
Volgt nooit de driften van uw zinnen;
Maar wacht tot God u 't herte roerd.
't Word altyt loffelyk uitgevoerd,
Dat wy met zyne wil beginnen.
NOoit geeft de trom de Soldaten dapperheit, of prikkelt ze tot den stryd, ten zy ze eerst door de hand word geroerd, en zelf | |
[pagina 113]
| |
opgewekt: insgelyks zou ons verstand niets groots konnen doen, of onderneemen, indien 't Goddelyk vermogen 't zelve de middelen niet indrukte, en de uitvoeringe bevorderde. Dit toont de misslag der genen aan, die, opgezet door hunne driften, de verwaantheit hebben om te gelooven, dat ze ten einde van al de ydele ontwerpen zullen komen, die door haar gedachten gesmeed worden. Men moet terstont onderzoeken, of deze voornemens van ons zelven, of van boven komen; en, om 'er een goede onderscheidinge van te maaken, moet men zien of wy 'er alleen 't belangen Gods in beoogen, en zyn Goddelyke hand de onze bestierd; wanneer wy door de gelukkige uitkomst volkomentlyk zullen zien, dat onzen wille de zyne gelykvormig is geweest. Anderzints is 't tegenstreven, zo wy hebben willen verheffen, 't geen zyn welbehaagen heeft willen ter neder werpen. Hy dringt door 't geheimste van ons binnenste, en verydelt de geweldige poogingen van onze eerzucht. Myn God! hierom smeek ik u, myn gedrag na uw welgevallen te regelen; en te maaken, dat ik my altyt vaardig vinde, om al uwe beveelen uit te voeren; en my de middelen te geeven, om uwe heilige naame te verheffen, gelyk ik schuldig ben: want gy zyt het, die my de noodige dapperheit geeft, om eenige prysselyke daad te doen, en met stantvastigheit de ontmoetende tegenheeden te verdraagen. |
|