Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Ik barst in de hoogte.DE vuurpyl in de lucht gevloogen,
Die barst, en valt weêr schielyk neêr.
ô Mensch! verheft u niet te zeer:
Hoe groot gy zyt van klein vermogen.
Den hoogmoed u bedriegen zal:
Ze komt gemeenlyk voor den val.
WY zien dat onder de vuurwerken de vuurpyl een der verwonderlykste is. Zo haast men ze door het vuur heeft aange- | |
[pagina 80]
| |
steeken, verheft ze zich met een wonderlyke snelheit; maar, wanneer ze tot den hoogsten trap van de lucht is gekomen, waar toe de ingesloote krachten dezelve hebben konnen verheffen, maakt ze een cirkelbeweeginge, barst, en valt op de aarde daar ze van opgevloogen is. Wy zien hier een voorbeeld in van die hovaardigen, die, opgeblaazen door een ingebeelde glory, gelooven verre boven hun evennaasten verheeven te zyn, en door een onverdraagelyke trotsheit zelfs verachten, die hen 't leven en weezen heeft gegeeven, zonder zyn oppermacht te erkennen. Indien de verheffinge deezer hovaardigen wonderlyk is, hun lot is niet minder elendig: want Godt eindelyk door hun vermeetentheit, en 't kwaat gebruik, 't welk zy van zyne weldaaden maaken, vermoeit, doet ze van den Throon in 't stof nederdaalen, verbryzelt ze door zyn slagen, en straft alzo door deze strenge kastydinge de verachting, welke zy van een deugd hebben gedaan, die zoo veel overeenkomste met hun nederigheit had. 't Volk ziet met verwondering den val dezer Reuzen aan, en schryven door een groote onwetentheit aan de onbestendigheit van 't geluk toe, 't geen een uitwerking van de wraake Godts is. Willen wy dan dat hy ons verheffe, zoo moeten wy ons eerst vernederen, den Hemel met ootmoedigheit aanschouwen, en onzen wille aan de beveelen van de voorzienigheit onderwerpende, ons door deze zagtigheit des gemoeds voor Godt en de menschen aangenaam | |
[pagina 81]
| |
maaken. Hoe dieper de piek in de aarde is gesteeken, te rechter en vaster blyft ze staan, en kan 'er niet als met groote moeiten uitgetrokken worden. Hier by konnen wy de geenen vergelyken, die zich ootmoedelyk voor God nederbuigen, en hem met onderdaanigheit eeren en dienen: want hier door van de hulpe Gods verzekert zynde, vreezen ze niet door de elenden verslaagen te worden. |
|