Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
Zyn wortelen stellen hem in veiligheid.EEn boom die vast geworteld staat,
Schoon hem de wind en 't onweer slaat,
Houd stand, hoewel zyn takken beeven.
Een ziel, door zaal'ge hoop gevoed,
Word door des waerelds tegenspoed,
Noch hooger tot zyn God verheeven.
EEn ziel, aan Godt geheiligd, verwacht met een vaste hoop de gelukkige scheidinge van zyn lichaam, en laat zich door al de | |
[pagina 5]
| |
vergankkelyke vermaakelykheden niet verstrikken, noch verslaan, door de vreeze van de gevaaren, welke zich vertoonen: ze tracht met een wonderlyke stantvastigheit na de oeffenige der dingen, die tot de verbreidinge van Gods naam behooren, en word door de bespringingen en aanvechtigen niet bewoogen, waar meê de waereld, in zyn bedorventheid en boosheit verdronken, de geloovigen tracht te verhinderen, en geweldiglyk van hun vasten grondslag, daar ze op betrouwen, af te trekken. Men vind 'er die zo lafhertig zyn, dat de minste wind van tegenspoed hen ter nederwerpt, en roepen datze van God zelfs verlaaten zyn: maar de anderen rechten zich in 't midden van de tegenspoeden te krachtiger op, en stygen te hooger na den hemel, wanneer hen de rampen op 't geweldigst bestormen, en onschuldig slingeren. Zo groot is de deugd en kracht des gemoeds, datze door deze beweegingen word versterkt, en zich met een onwankelbaare bestendigheit wapent. Hy kan niet door 't woeden van een wreede fortuin nedergeworpen worden, die zich zelfs van de rampen, elende, en armoede bediend: want daar woond een grooter kracht in hem, die zyn gemoed met een hemelsche macht bevestigt, en dat naaste by de Godheit mededeelt, namentlyk: Niet beweegt te worden. 't Is te vergeefs, dat de nyd en kwaadspreekentheit zyn verderf hebben gezwooren, en de achterklap zyn goede naam wil krenken: want hy staat vaster als alle lasteringen; en, zyn | |
[pagina 6]
| |
gedachten ten hemel gericht, veracht hy al de schichten van zyn vyanden op hem geschoten. Geen boom met diepe wortelen staat zo vast tegen 't woeden der winden, als zo een mensch tegen al de stormen en rampen des waerelds, welke hem bestryden: want op zyn God betrouwende, verduurd hy 't alles. Terwyl hy leefd, word hy door een gestadige hoop gevoeid; en als hy sterft, voegd hy by deze hoop de vreugde van een gewenschte gelukzaligheit, welke hem met alle hemelsche goederen zal belaaden, en de zoetigheden en vermaakelykheden doen genieten, die eeuwig zullen duuren. |
|