Voorbericht.
Deze Voordrachten, buiten de drij eerste, en wierden niet geschreven; tenzij later.
Daarom ook en zijn zij het levend woord niet, dat uitbot, ja, uit den mond van den spreker, maar ook uit het gezicht en ooggestraal van de Vergadering, uit haren monkel, uit haar zitten en roeren, uit haar wezen of kleed. Dat levend woord verschilt telkenmale volgens zaal en volk, en volgens duizend kleine zaken, warmte of koude, klaarte of donker, verre- of bijzitten, hoog- of leeg staan, en wat weet ik al.
Het gaat mede met de toehoorders, of blijft staan, en heeft bijspel in hand en voet en lijf, in kop- en oog- en lippenroering.
Dat schrijft men niet.
Dit woord, het geschreven woord, tracht het levend woord nabij te blijven, maar rijst uit geest en geheugen, in de studiekamer, in de eenzaamheid, buiten dat gestraal dat de vonke geeft, buiten dat gevoelen dat de bronnen wellen doet, buiten dien dwang van het hert die het woord, veerdig, rap en juist op de lippen brengt.
Die Voordrachten zijn dus eigentlijk de onderwerpen waarover en waarin het woord gespeeld heeft. Toch zullen zij aan velen de gesproken woorden herinneren, en aan alle Lezers zullen zij het denken, het voelen, het trachten van dat opkomend Vlaanderen sedert veertig jaar bekend maken.
Aan ons jonger volk leeren zij wat het ouder volk peisde, wilde en deed.
Hugo Verriest.