't Ronde jaer, of den schat der geestelijcke lofsangen
(1644)–Christianus Vermeulen– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |
Stemme: Blijschap van my vliedt.1.
VVIe komt hier dus snel
Als een Son oprijsen?
Ist Lucifer? seer wel
Dan wie sal hem prijsen?
d'Eersten Engel schoon,
(Niemandt kan het laecken)
Was hy in Godts Throon?
Och wat schoone saecken!
Doch wat dieper val
Tot in 'thelsche dal
Door 'tgewelt van Sinte Michiel,
Daer hy moet eeuwich lye,
Dat door zijn hovaerdye,
Dat doch niemant dus en viel.
2.
Hovaerdich Creatuer
Was niet ghenoech Godts zeghen,
Dat ghy ter goeder uer
Boven alle de negen
Enghelsche Chooren goet
Waert hooch opgheresen?
Hoe dan dus hooch ghemoet,
Dat ghy oock Godt woudt wesen?
Ruymt nu u Scheppers huys,
Foey sinckt met al 'tghespuys,
Daelt van Godt in eeuwicheyt.
Mechiel moet triumpheere
Voor-vechter van zijn Heere,
Dat's loon van hovaerdicheydt.
3.
Komt Michael met macht,
Velt-Heer kloeck en stercke,
| |
[pagina 43]
| |
Houdt met u heyr de wacht
Hier over onse Kercke:
Want Lucifer wt nijdt
Toont ons noch zijn tanden
Om ons mee tot verwijt
Te trecken uyt Godts handen:
Komt met u krachtich swaerdt
Ons hier te hulp op Aerdt:
Want zijn loosheyt is te groot:
Helpt ons tot alle stonden,
Verlost door Christus wonden,
Tot dat wy zijn in Abrams schoot.
4.
Doch wat hier toe voor raedt
Om dus niet mee te vallen?
Wat doch voor werck, voor daedt,
Om met Michiel te stallen?
Seer wel: een goede vraech
Voor alle Christen menschen:
Christus antwoordt van daech,
Niemandt kan 'tklaerder wenschen:
Ten sy dat ghy begint
En wort als een kleyn kindt,
In laeghe, diepe ootmoedicheydt,
Ghy sult u niet verblijen,
Maer eeuwich moeten lyen
Berooft van alle salicheydt.
|
|