achterhouden, ook al kan zij nut hebben voor een komend namaals.
Soms, menig keer, tijdens de heldere minuten van overpeinzing, waar als bij een droom het onbereikbare, het onmogelijke met de hand voor het grijpen ligt, zag ik Rudolf Escher en mezelf in de Gelderse Vallei, op de Grebbeberg, en tegelijk, terwijl heden en verleden versmolten, zag ik hem en mij aan het werk. Wij dachten klanken, wij schreven noten onder dezelfde luchten, in hetzelfde psychische klimaat, dezelfde stemming, hoewel op vijfhonderd kilometer afstand. Wij vingen dezelfde geruchten op, de stille en de luide, wij waren midden in hetzelfde web van magnetische draden. Wij mijmerden voor hetzelfde venster, in zomer en winter, waar altijd de onzekerheid kwam toegevlogen, dezelfde onveiligheid van iedere stap, van elk geluid. Hoe donker kon alles zijn! Componeren is een gestage arbeid, en soms, dagen lang, weken lang, moesten wij gedachte en melodie putten uit een korst brood, water en het loof der erwten. Mirakel van het menselijk lichaam! Mirakel van de vogel die bleef zingen onder het blaffen der kanonnen, onder het ploffen der bommen, het gebrom uit de hemel. Vanuit hetzelfde centrum interpreteerden wij dezelfde indrukken met dezelfde reflexen, hoewel beiden anders. Door hetzelfde venster tuurden wij naar hetzelfde verre lichtpunt dat maanden lang, jaren lang, ongenaakbaar scheen, en dat wij naderbij riepen met al de kracht van ons begeren.
En soms, menigmaal, zag ik duidelijk hoe wij zouden doen om deze tijden te herdenken. Ergens te midden der vriendelijke natuur is een akker waar honderdduizenden een afspraak hebben met de doden die voor hen stierven. Militaire klaroenen blazen het saluut, dat herhaald wordt op de trommen. In de wijde stilte begint dan l'Esprit en deuil. Wanneer wij het geledene herleefd hebben door de zachte en sterke vervoering