| |
| |
| |
Situatie van Beethoven
Het is een merkwaardig feit dat de hele muziekgeschiedenis tot nu toe slechts één symfonisch componist heeft opgeleverd, wiens oeuvre door concertgevers met verzekerd succes geëxploiteerd kan worden in een reeks uitvoeringen die cyclus heten, en die bestemd zijn voor een groot publiek.
De meester, aan wie deze buitensporige voorkeur ten deel viel, behoeft niet eens genoemd te worden. Ieder kent hem en zijn bevoorrechte positie. Hij verwierf dat unieke privilege ook niet enkel bij ons, in Nederland, maar oefent het even ontegenzeglijk uit te Londen, te Parijs, en overal op de wereld waar de mogelijkheden bestaan van een 'cyclus'. En die mensen daar, van zeer verschillend ras en temperament, verleenden hem hun voorliefde niet sinds korte tijd. Zij is geen kwestie van mode of van snobisme. Want zij dateert van vele jaren her. Zij heeft reeds de duur van vier, vijf generaties. De vaders en zonen, de moeders en dochters die, in menig opzicht contrasterend, elkaar tijdens een eeuw aflosten, bleken tot de huidige dag eensgezind van neiging om de hoogste rang op de scala der muzikale aandoeningen toe te kennen aan Beethoven.
Hun preferentie uitte zich alom als een soort spontane, natuurlijke selectie. Men beweert dikwijls, dat de preponderante plaats die hij inneemt, een resultaat is van al de literatuur welke vervaardigd werd rondom de persoon en de kunst van de auteur der negen symfonieën. Maar er werd nauwelijks minder geschreven over Mozart, over Schubert, Schumann, Berlioz, Brahms, Bruckner, Liszt, Strauss en Mahler. De enige, die minder, en stellig te weinig propagandistische commentaren kreeg is Haydn, hoewel hij het record van gecomponeerde symfonieën vaststelde op 149. Men beweert eveneens, dat de predilectie welke de mensen schonken aan Beethoven, een gevolg is van de extravagante, van de speciaal op een
| |
| |
gangbare verbeelding werkende termen, waarmee een doof, een ziek, een verlaten, een ongelukkig en deerniswekkend kunstenaar tot held en voorbeeld verheven is. Wie de dingen echter nuchter beschouwt kan niet nalaten op te merken dat er over Schubert, Berlioz, over verscheidene andere symfonisten in niet geringere mate excessief en sensationeel gefantaseerd is dan over Beethoven. Maar men zal tevens zien dat geen der romantische voorstellingen van andere componisten een zó diepe en direct sympathiserende weerklank wekte in het gemoed van alle mensen der aarde als de lof, de wierook, die in denkbeeldige tempels werd toegezwaaid aan Beethoven.
Het verschijnsel is zonderling en zeldzaam: met de alleruitbundigste en ook met de eenvoudigste beschrijvingen van de persoon en van de kunstenaar Beethoven ging een ontzaglijke meerderheid van mensen in hun intieme binnenste akkoord. Dit gebeurde instinctmatig, bijna automatisch. Het type Beethoven - iemand die alle rampen overwint, die elke pijn moduleert naar vreugde - bevredigde de innerlijke wensen van ieder die kampte met een ongeluk zonder dat de voldoening hem gegund scheen van een heilrijke afloop. Voor ieders verborgenste verlangen werd Beethoven iets als een onveranderlijke pool. Een oriëntering. Een geheim doel. Een land van belofte.
Sinds geruime tijd is deze meester, deze heerser, deze gids, een hindernis, een ergernis, een uitdaging en een schandaal voor menigeen die muziek componeert, die klanken verzint om een ander wezen te lokken naar een regioon van menselijke verzinsels en verwachtingen. De eerste die niet zonder spijt en schamperheid kon spreken over Beethoven was Claude Debussy. Hij vond overal navolgers, ook bij ons, want menigeen snakte ernaar om bevrijd te raken van een tegelijk ethisch en technisch criterium of juk, dat men torste met ongeduld, wijl men het wegens zijn zwaarte onaannemelijk en onbruikbaar achtte.
| |
| |
Lees wat Willem Pijper over Beethoven schreef in zijn 'Quintencirkel'. Met deze vernuftige, ofschoon op vele punten aanvechtbare studie, ontstaan als bijdrage tot de herdenking van het tweehonderdste [moet zijn: honderdste} sterfjaar in 1927, trachtte Pijper de kolos los te wringen van zijn voetstuk. Uit een arsenaal waar hij de benodigde gereedschappen voor het grijpen vond, sleepte hij oude en verse argumenten aan, en begon te werken onder het motto van de raad welke Lesueur, leermeester van Berlioz, na de eerste auditie van de Vijfde Symfonie te Parijs, had toegevoegd aan zijn leerling: 'Il ne faut pas écrire de la musique comme celle-là.'
Hoeveel van Pijper's argumenten zijn bij nadere analyse steekhoudend? Hij verklaart Beethoven's opstandigheid, zijn 'onhebbelijkheid', als verzet tegen een tirannieke vader, zijn fiasco tegenover de 'Unsterbliche Geliebte' als binding aan een bedeesde moeder. Maar al was dat zo, al maakte ieder draconisch vader een opstandige zoon, iedere schuchtere moeder een teleurgesteld minnaar, of al hadden alle gerevolteerden satrapische ouders, wat zou dat dan nog? Te Wenen, de meest conservatieve, meest aristocratische stad van toenmalig West-Europa, waagde Beethoven het, en lukte het Beethoven, om zich te gedragen als een opstandeling tegen elke muzikale, sociale, en een tijd lang bovendien tegen elke politieke conventie en opportuniteit. Dat was geen geringe onderneming voor een jonge man zonder fortuin, die zijn trotse willen op niets baseren kon dan op zijn genie, en die de Weense edelen (het strekt hun tot grote eer) gedwongen heeft zich te plooien naar zijn stoute eisen.
Het raadsel van Beethoven's exceptionele psyche ligt dus niet in een alledaagse oorzaak, maar het zit geheel in de zeer persoonlijke wijze waarmee hij uit een ordinaire oorzaak de vermetelste en strengste consequenties getrokken heeft, op eigen initiatief en voor eigen risico.
Pijper probeerde eveneens aan te tonen dat Beethoven als kunstenaar geen revolutionair was. En inderdaad,
| |
| |
wanneer Beethoven opgehouden had te componeren na zijn tweede symfonie zou hij nauwelijks de titel verdienen van omwentelaar, ofschoon er in de werken die aan de Derde voorafgaan, reeds vele aanduidingen zijn van vibraties, van resonanties in een menselijk gemoed, welke niemand nog gekend, niemand vermoed had. Maar schrap in gedachte de Derde, de Eroïca, schrap de Vierde, de Vijfde, schrap tot aan de Negende, schrap de Appassionata, de Hammerklaviersonate, de Missa Solemnis, de laatste kwartetten, de Diabelli-variaties, schrap al dat intrinsiek nieuwe en voorbarige uit de geschiedenis van de muziek, en onmiddellijk zult gij zien in hoe uitnemende graad Beethoven revolutionair was, omdat het beste van hetgeen er in de negentiende eeuw gecomponeerd is, zijn oorsprong vindt in de opstandigheid van Beethoven tegen de vormelijkheden en andere begrenzingen ener wereld die onherroepelijk voorbij was, wijl Beethoven er een streep door haalde en met die eigenwillige streep alle vroegere grenzen ophief. Schrap de Eroïca, aanvankelijk genaamd – in Wenen! - 'sinfonia grande, intitolata Bonaparte', en gij ontneemt aan al de levende muziek der vorige eeuw haar machtige verwekker, haar oorsprong.
Ik betreur het dat Pijper hier niet meer is om mij te antwoorden als ik hem vraag: Hoe kon je zeggen :'hij stond niet onder de ban van neurosen, gelijk Strindberg of Hugo Wolf; hij was niet ziekelijk of zwak, als Weber of Chopin'. Wanneer anderen het kunnen, laten zij mij dan weerspreken, als ik daar tegen aanvoer: Beethoven, kind van een alcoholicus en een teringachtige keukenmeid; Beethoven, hardhorend vanaf zijn dertigste jaar, en die toen reeds, wanneer iemand hem zei 'hoor je die merel fluiten in de lente?' enkel nog maar denken kon als herinnering, maar niet meer als werkelijkheid: 'ja, hij zingt zijn avond-hymne naar de laatste stralen van de zon'; Beethoven wie het desniettegenstaande lukte om zonder verbittering te beseffen dat hij van die klanken
| |
| |
nimmermeer iets horen zou; Beethoven, die leed aan tien kwalen, aan zijn maag, aan zijn lever, aan de waterzucht, aan alle gevolgen der zelfverwaarlozing, aan luizen, wandluizen en vlooien tot in zijn gruwelijk eenzame doodstrijd (lees de jammerlijke bijzonderheden welke daarover verzameld zijn door Romain Rolland) en die nochtans, in zulke verlorenheid, met de enkele kracht van zijn eigen wil en verkiezing, een muziek componeerde als ware hij de gelukkigste aller mensen, omdat hij zelfbeschikkend oordeelde dat niets, ja niets, macht genoeg bezat om hem te doen ondergaan in de nederlaag van een dwaas en ongeoorloofd versagen.
Als muzikaal grammaticus was Beethoven misschien minder revolutionair dan Weber en Wagner, misschien minder dan Bach. Hoewel dit nog te bezien valt, en zeer nauwkeurig te bezien, alvorens hem in deze categorie de verdiensten te ontzeggen van reële vooruitgang. Als menselijke verschijning evenwel, als persoon die weet wat hij wil en die wil wat hij weet, als soeverein bedwinger van alle aardse, materiële betrekkelijkheden (wijl hij meent, dat het de roeping is van de mens om over elke noodlottigheid te zegevieren), als bemoediger, als wet voor ieder die hem hoort, blijft Beethoven tot nu toe onaantastbaar en ongeëvenaard. Of men hem goed of slecht speelt op een 'cyclus', heeft zelfs niet het geringste belang. Ieder verneemt zijn affirmatieve stem, die opklinkt uit de afgrond van de duizenden eeuwen onzer aarde.
En ook aan Willem Pijper moet dit bekend geweest zijn. Want hij verzweeg niet het afdoende antwoord dat Berlioz gaf op de vreesachtige aanbevelingen van zijn leraar, die hem ried om 'niet zo'n muziek te schrijven': 'Soyez tranquille, cher maître, on n'en fera pas beaucoup.' Men zal er niet zoveel maken!
Deze repliek had Pijper even rechtmatig en wetenschappelijk kunnen kiezen als motto voor zijn herbeschouwing van Beethoven in 1927. Doch worstelend als Jacob met
| |
| |
zijn engel bij de eerste trede ener ladder die tot de hemelen reikt, beschut ieder van ons zich zo goed, zo kwaad als hij kan, tegen de uitnodiging die ons komt van Beethoven om alle hindernissen te verbreken en, zoals Beethoven deed, het ingeboren hart te laten zingen.
|
|