Nederland na Genève
[in: De Waarheid d.d. 31 augustus 1955, concept gedateerd 26 – Aug.]
Vandaag geven wij in deze rubriek het woord aan Matthijs Vermeulen, componist, te Amsterdam:
Wij mogen niet twijfelen dat de universele ramp, welke de mens zich sinds acht jaren roekeloos toebereidt, zal worden afgewend. Wij moeten geloven dat de conferenties van Genève duiden op de mogelijkheid van een gelukkige ommekeer in de ontwikkeling ener tragische situatie. Maar zolang de Sowjet-Unie omsingeld en bedreigd is met een doelmatigheid die haar precedent niet heeft in de militaire geschiedenis; zolang de fabrieken van A-, H- en (misschien) C-bommen doorwerken en de voorraden vermeerderen van het verderfelijkste tuig; zolang alle Russische toenaderingspogingen door een vooringenomen en machtige pers ontvangen worden met wantrouwen, ironie, sarcasme of laatdunkendheid; zolang het doodlopende dogma geldt, dat ‘de vrije wereld’ sterk en sterker moet zijn en niet verzwakt mag worden; zolang de Stem der Volkeren die om Vrede roept, in de Atlantische landen systematisch gesmoord wordt of verdacht gemaakt door de invloedrijkste organen der publieke opinie; zolang daar niemand openlijk voor de Vrede kan uitkomen zonder risico van zich behandeld te zien als schuldige, als verrader, als vijand; zolang in het kamp der ‘vrije wereld’ de oorlogspsychose met de meest onbeschroomde middelen wordt onderhouden en aangewakkerd, evengoed onder de burgerij als onder de soldaten; zolang deze algemene offensieve geest van onverstand, verblinding, hypocrisie en onverzoenlijkheid werkzaam blijft, zolang is er niets veranderd, is er niets gewonnen, is niets zeker, is ieder in gevaar, is een onafgebroken waarschuwende actie het eerste gebod: In naam van ons vaderland, in naam van Europa, in naam van de Mens, in naam van al het onmetelijke en onschatbare dat sterven zal wanneer nog ooit de oorlog losbreekt.
Toen de Sowjet-Unie en de Tsjechoslowaakse regering de volken onlangs in kennis stelden van hun kloek besluit om respectievelijk 640.000 en 34.000 manschappen te demobiliseren, rees natuurlijkerwijze de vraag bij mij op, of het niet in de lijn van Nederland zou liggen om dat exemplaire initiatief te beantwoorden met een enigszins gelijkwaardig gebaar. Wij zouden kunnen beginnen met 10.000 dienstplichtigen naar huis te zenden, bij voorkeur onderwijzers en bouwvakarbeiders waaraan een nijpend tekort bestaat. Dat zou circa 0.1% vormen van ons globale bevolkingscijfer, tegenover circa 0.33% voor de Russen, 0.26% voor de Tsjechoslowaken. Zover ik kon waarnemen, zijn er tot nu toe nergens de nodige stemmen opgegaan voor zulk een eenvoudige en nuttige daad van wederkerigheid. Ik kan daaruit niet anders concluderen, dan ik deed: Wij mogen niet twijfelen aan een goede wending. Maar er is nog niets veranderd.