Amsterdamsch A Cappella Koor
Van Max Reger hebben wij gisteren een Motett gehoord. De titel van dit stuk vergeten de hoorders hun gansche leven niet meer, daar mag men zeker van zijn, want hij is hun wel vijf-en-twintig keer voorgezongen, totdat er, het leek zoo, geen twijfelen meer aan bleef, dat Jobs adem zwak was. Er ligt echter in dien eersten regel eene zekere onlogica bij Reger, zoo wil 't ons schijnen. ‘Mein Odem ist schwach und meine Tage sind abgekürzt’, doet hij herhalen tot in 't oneindige; ‘das Grab ist da’, wordt afgewerkt in een paar maten. Men vraagt dan onwillekeurig: waarom aan zulke belangrijke woorden in verhouding zoo weinig attentie gewerd. Maar... aldoor turend in ons tekstboekje en in afwachting van het immer uitblijvend vervolg, kregen die vier monosyllaben, waarlijk plastiek genoeg om er tevreden mee te zijn. Het derde gedeelte, ‘Sei du selbst mein Bürge’, is geschreven in vlotten choraal-stijl, zonder repetities en met zeer interessante harmoniek. Voor No. 2 en No. 4, deze laatste een dubbelfuga, hindert inconsequentie der woordbehandeling niet het minst, omdat niemand den tekst ook maar bij lettergrepen of vocalen vermocht te volgen. Alles ging onder in scherpe polyphonie en chromatiek.
De heer Averkamp, die dit opus 110 hier met zijn a cappella-koor ter eerste uitvoering bracht (Ronde Luthersche Kerk), heeft in dezen ‘Misvormden chaos van recht schoone vormen’, zooals Romeo zegt, orde geschapen en licht. Men kon alles volgen. Doch - nogmaals een citaatje uit Romeo! - O zware luchtheid! ernstige ijdelheid! en werkelijk, dat Reger geen indruk maakte, lag niet aan het voortreffelijk koor, noch aan den bekwamen dirigent. Wij danken hen voor de kennismaking met dit curieuze werk en voor hun hoogstaande praestaties; wij hebben deze muziek begrepen, en dat zegt wat bij 't eerste hooren; maar wat bijna geen enkel modern componist mist: het warme gevoel, dat ontbreekt hier; deze muziek is té abstract en wat geeft het dan haast zoo knap te zijn als Bach?
Wat een sereene artisticiteit daartegenover sprak uit de Missa ‘Douce Mémoire’ van Orlando di Lasso! Hoe jammer, dat wij dit kunstwerk niet in zijn geheel konden hooren. (Zijn coupures, als het weggelaten Hosanna na Sanctus en Benedictus, eigenlijk wel gelukkig?) Wat een poëtische pracht in Vittoria's motett: O magnum mysterium! En hiernaast de zeer roerende schoonheden van mevrouw Noordewier-Reddingius' stem en voordracht. Zij zong enkele Duitsche Kerstliederen uit den ouden tijd en een van Peter Cornelius, twee liederen van Liszt en twee, op tekst van Guido Gezelle, van Averkamp (Adoro te) en Cath. van Rennes (Zielepijn). Een gewaardeerd nummer op 't programma was 't slotkoor, de nieuwe Hymnus van Ant. Averkamp (woorden van Thomas à Kempis) waarover wij na de eerste uitvoering in het nummer van Maandag 21 November reeds een beschouwing gegeven hebben.