Abonnementsconcert [Brahms Symfonie nr 4 en Richard Strauss Ein Heldenleben o.l.v. Willem Mengelberg]
Hedenavond kregen wij het eerste abonnementsconcert, onder leiding van Willem Mengelberg. Het kan wel moeilijk anders, of hij heeft weder allen gebracht onder de macht van zijn meesleepende directie, welke zich bij hem, voor velen, op zóó sterk suggestieve wijze openbaart, ook in den uiterlijken kant zijner dirigeerkunst. Toch geloof ik, dat de impulsie, die van hem uitgaat in de voordracht der muziek, op het orkest derhalve, krachtig genoeg is, om het publiek tot die eigenaardige spanning op te voeren, welke voor kunst de ontvankelijkheid verhoogt - indien hij zelf, onzichtbaar, voor een onzichtbaar orkest geplaatst stond. Jammer, dat daarmede niet eens een proef kan worden genomen. Het zou immers een geheel andere inrichting der concertzaal eischen. Misschien juist bij ons reeds zeer gemeenzame kunstwerken, zou met een onzichtbaar orkest een verrassend resultaat worden bereikt, in dezen zin, dat dan de aandacht uitsluitend in het gehoor en het geestelijk zien zou worden geconcentreerd, met het gevolg, dat de indruk door de muziek gewekt, dieper nog tot ons zou ingaan.
Met name van een symphonie van Brahms (het was de vierde, waarmede het concert heden geopend werd) zou de uitvoering een nog nadere en intiemere verhouding scheppen tot ons gemoedsleven: de muziek van Brahms, die nooit pralend heroïsch of uiterlijk dramatisch is, maar de extatische scheppingsdrift in vormen dwingt eener manhafte gebondenheid.
Juist met Mengelberg als dirigent, die op zóó treffende wijze in de Brahmsche episodische conceptie, de melodische lijn vindt en vasthoudt en doorstuwt van een warme gevoelsuitdrukking, welke eenheid schept en kleur ontgloeien doet, in wat, in de voordracht onder dirigenten van zwak of geen temperament, zóó echt grauw en verbrokkeld schijnt. Dat het met Brahms symphonieën betrekkelijk zóó lang heeft geduurd, eer zij tot de menigte zijn doorgedrongen - mag inderdaad op rekening worden gesteld, voornamelijk van gebrek aan [aanv]oeling met zijn stijl bij hen, die de symphonieën vertolkten: zonder in elkaar vloeiende en in elkaar grijpende phraseeringen met vlakke kleuren afgeteekend op een grondeloos fond.
Hoe in dit opzicht de smaak zich heeft gelouterd, bewees de haast gewijde aandacht, waarmede heden weder de uitvoering door het publiek gevolgd is en dan de overtuigende wijze, waarmede het ten slotte van zijn erkentelijkheid voor het genotene blijk gaf. Buitengewoon vooral was de impulsieve kracht in het allegro giocoso, zoo scherp contrasteerend met het weemoedig zangerig en dichterlijk andante.
Met een grandiose vertolking van het Meistersinger-vorspiel werd het eerste deel van het programma besloten. Het tweede was gewijd aan R. Strauss' Tondichtung: Ein Heldenleben, een werk, door den componist opgedragen aan Mengelberg en zijn orkest, en dat - welk standpunt men ook moge innemen tegenover de orde van kunst, waartoe het te rekenen is - het orkest in zijn hoogst dankbaar raffinement van virtuose Leistungsfähigkeit te bewonderen geeft.