Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdParijs, 26 Mei 1940Leeft hij nog, de dichter Nijhoff, Pom voor al zijn vrienden, die bovenstaande regels dichtte in zijn ‘Vliegende Hollander’, tien jaar geleden? In December schreef Jany Roland Holst, de prins der dichters: ‘Pom is kapitein en zit in Ede.’ Ik zie hem in de voorbije nachten den blik heffen naar de sterren die onbewogen voortvaren en die reeds wisten wie de reis na een tijd ‘gelukkiglijk’ zouden volbrengen en wie niet. Hoe klein is het aantal Hollanders dat door België heen heeft kunnen vluchten naar Frankrijk! Een twaalf honderd, waarvan de meesten Hollanders in België woonachtig. Terwijl de gevluchte Belgen volgens berichten niet bij honderdduizenden te schatten zijn en de 3 millioen zouden overschrijden in Frankrijk, kwamen er van de Hollanders slechts twaalf honderd... Twaalf honderd, die kunnen zeggen als happy few ‘onze reis in na een tijd gelukkiglijk volbracht’! Wilt u hooren na wèlk een tijd? Toen in 1914 de Belgen vrij rustig de Hollandse grenzen overtrokken, bestond in het Duitsche brein nog niet het infernale idee om treinen van vluchtelingen, karavanen, wagons g[evuld met vrou]wen, kinderen, grijsaards, lange ritsen fietsers, propvolle auto's met hun vliegtuigen te bombardeeren en te mitrailleren, ze zonder genade te achtervolgen, onder voorwendsel als zouden Fransche soldaten zich dekken achter deze armzalige vluchtende benden, in werkelijkheid om panieken te veroorzaken op de wegen en spoorlijnen en daardoor de Fransche troepen-transporten te belemmeren. De Duitsche vliegers begonnen hen reeds te mitrailleeren in Noord-Brabant. Een jongen van vijftien jaar kwam op z'n eentje te Parijs aan, met een fiets, uit een der vele treinen. Onderweg was hij van zijn ouders, broers en zusters gescheiden. In zijn Brabantsch-Hollandsch geeft hij aan wie 't hem vraagt een relaas van zijn tocht: uit Breda weg met z'n allen op de fiets. Bij Zundert (het dorpje waar Rik Roland Holst op de Buissche Heide jarenlang 's zomers woonde met Henriette) moesten zij zich voortdurend in greppels, tusschen struiken werpen: de Duitschers in hun vliegtuigen verloren zelfs dit kleine groepje niet uit het oog. Toch kwamen zij over de grens en konden van Antwerpen per trein naar Gent. Hier, terwijl de rest van de familie in den trein bleef, ging onze baas het perron nog eens op om te zien of de fietsen wel meekwamen. De trein vertrok zonder hem! Zonder zich te bedenken neemt hij per fiets den weg naar de Fransche grens, wordt ergens onderweg nog in een Belgisch kamp opgehouden, veel te lang naar z'n zin: hij was toch Hollander, niet waar, geen Belg, ze hadden niks met hem te maken, en het lukt hem weg te komen. Hij raakt na allerlei wederwaardigheden zonder tal de grens over en in Lille aangekomen, geeft Vrouw Fortuna in de gedaante van een goedhartige dame hem 400 francs! Is het niet ongeloofelijk? Maar wij gelooven hem. Hij krijgt een spoorkaartje Lille-Lyon, doch stapt in Parijs uit en wordt daar door het Hollandsch Comité en door ieder die hem ziet en schik heeft in dit dappere Brabandertje prachtig en liefderijk verzorgd. Alvorens verder te gaan dit: het Hollandsch Comité en zij die zich er omheen gegroepeerd hebben, allen zonder uitzondering, doen het mogelijke, men kan zeggen het onmogelijke voor hun landgenooten. In de Cité Universitaire, 51 Boulevard Jourdan, staat het Juliana-Huis voor hen open, het Juliana-Huis waarvan reeds de naam alleen der Hooge Stichtster den band nauwer toehaalt tusschen alle Hollanders en bij hen de hoop op een betere toekomst levendig houdt in de harten. In de Avenue Montaigne no. 50 worden eveneens zeer velen verwelkomd, meestal zij die alles verloren, zelfs hun laatsten stuiver. Op het Consulaat, aan de Legatie, 85 Rue de Grenelle, staan allen, heeren en dames, onvermoeid klaar iedereen te helpen, evenals op de bureaux der Kamer van Koophandel, 109 Boulevard Malesherbes, waar de vriendelijke gezichten van verscheidene dames en heeren, Mijnheer Van Dam voorop, een waar reconfort zijn voor allen. ‘De hoogste lof’ en ‘de grootste dankbaarheid’ zijn woorden, nauwelijks voldoende, wilde men uiting geven aan gevoelens die alle vluchtelingen overstelpend beheerschen. Men kan er zeker van zijn dat, wanneer op 1 Juni alle identiteiten gejustifieerd zijn tegenover de Fransche autoriteiten (van de Hollanders zoowel als van de Belgen en de Luxemburgers), de evacuatie der Hollanders naar andere zuidelijk gelegen oorden van Frankrijk zich zonder verwijl voltrekken zal, al naar de mogelijkheden welke opengesteld zullen worden en rekening houdend met de omstandigheden. Hier omtrent kan niet de minste twijfel bestaan. Doch de achtervolgings-schrik zit er nog zoo hevig in dat de gevluchten zich te Parijs maar amper veilig voelen voor den Duitscher (dit is vooral het geval bij het Israëlietische deel der vluchtelingen), zoodat hun verlangen ver weg te gaan, veel verder, en hun met moeite bedwongen onrust meewarig om aan te zien is. Kopstukken onder de vluchtelingen? Wel, daar is A. den Doolaard, wel bekend onder de lezers van het Soerabaiasch Handelsblad, die al vluchtend met Mevrouw op de fiets uit Esschen-Rosendaal, een halve roman heeft kunnen redden, welke hij hoopt af te maken. Zoo hem dit lukt zal vastgesteld mogen worden of en hoe het verband tusschen leven en kunst in deze terreur zich staande heeft kunnen houden. Wij wenschen den schrijver van harte een goede kans toe. Het relaas van zijn tocht geef ik u niet, dat zal hij zelf alles veel beter vertellen! Ik mag hem de woorden, de regels, de emotie vooral, niet uit den mond en uit de pen nemen...... Uit Breda is de heer A. Van den Berch van Heemstede, die reeds een 14-tal jaren in Frankrijk woonachtig is en in wiens kleine slanke gestalte men direct den gewezen officier herkent, kunnen vluchten met mevrouw en de kinderen. In een auto bestemd voor slechts vijf personen, en waarin men slaagde er negen te bergen. Nu hij zijn familie veilig naar 't Zuiden heeft kunnen zenden verdeelt hij zijn tijd en hulpvaardigheid tusschen Consulaat, Legatie en Kamer van Koophandel. Zooals u weet is niets lastiger dan iemand op 't juiste moment dáár te vangen waar hij is: ‘Mijnheer van den Berch van Heemstede? O, die was hier maar die is net weg naar de Kamer van Koophandel’ zegt men in de wachtkamer aan de Legatie waar een groot mooi schilderij hangt van Koning Willem III wiens Vaderlijk gelaat op menigeen bemoedigend schijnt neer te blikken. In de Kamer van Koophandel (en dat is een aardig endje uit de buurt van Grenelle): ‘O, die is net weg, maar komt over een paar uur wel weer terug.’ Eindelijk terwijl ik in gesprek sta met verscheidenen in een geroezemoes van stemmen in de Hollandsche Taal welke men nog zoo graag eeuwenlang wil behouden, tikt een vriendelijk-behulpzame dame mij op den arm: ‘hier is de heer dien u zocht’. In enkele trekken geeft hij gewillig de paar bijzonderheden en moet dan weer voort. Het was opmerkelijk te constateeren hoe de bittere les van die gemütliche joviale Duitschers de Hollanders achterdochtig gemaakt heeft. En schertsend zou ik misschien zelfs een enkele mijner collega's kunnen verwijten iet of wat aan dit euvel mank te gaan dat bij de vluchtelingen maar al te begrijpelijk is. Redacteur voor de grootste Indische krant zijn, met een solide faam van pro-Fransche gevoelens, verhinderde niet dat scherp-onderzoekende blikken uit bijna-angstig-vijandige oogen zich op mij richtten, welke echter langzamerhand opklaarden om ten slotte als in een gerustgesteld vertrouwen een vriendelijk-dankbare uitdrukking aan te nemen en te blijven houden tot het einde toe. Helaas, menigeen moet heden (ook onder u, lezers) denken: ‘hoe is het mogelijk dat mijn vriend een vijand bleek?’... In het confortabele Juliana-Huis dat gij allen kent van foto's vond ik diverse families rondom de blinkend geboende tafels op zacht-leeren fauteuils zitten. Het aquarium-licht der lage zaal werkte reposeerend op al die oogen waarin uren- en kilometerslange films vol schrikbeelden van doodsangst opgerold liggen om bij de minste aanleiding weer bliksemsnel in beweging te komen. Voor 't meerendeel ontmoet men hier Antwerpsche diamantaires, met of zonder kinderen, en zij hebben allen genoeg aan waarden kunnen redden om zoo noodig in de kosten van hun onderhoud bij te kunnen dragen, in tegenstelling tot hen van wie ik u reeds vertelde die door de Avenue Montaigne no. 50 opgenomen werden. Hier is een echtpaar uit Antwerpen dat in Brussel den laatsten daaruit vertrekkenden trein kon pakken, en op welke manier denkt gij? Met één enkel perronkaartje, prijs één franc, gestempeld 14 Mei 1940. Een meesterstuk van ‘débrouillez vous!’ Dat kaartje wordt met recht als een reliek bewaard en aan iedereen vertoond. Deze débrouillards waren met vele andere Hollanders samengepropt in een overstampvollen trein vol Belgen. De reis, vroeger 2 à 3 uren Pullman, duurde 24 uur en zonder ophouden werd het konvooi gemitrailleerd of gebombardeerd tot onder den rook van Parijs. Toen hield de infernale cauchemar op. Zij reden langs het brandende station van Mons. Overal branden langs de spoorlijn. Kazernes, huizen, fabrieken. In de verte vloog een munitie-trein in de lucht. En voortdurend achtervolgd door Duitsche vliegtuigen waarvan de mitraille neerkletterde op de daken der wagons, de ruiten deed stuk springen, koffers doorboorde, de locomotief cribleerde zonder evenwel den machinist of stoker te dooden. Aan de Fransche grens urenlang oponthoud voor de visa onder een bombardement. Verderop angstig wachten in pikdonker op het signaal ‘veilig’, welk een ironie! Eindelijk, Goddank, ziet de machinist kans een record-snelheid te onderhouden en brengt zoodoende zijn trein met menschen kapot van den doorgestanen angst zonder verdere breekschade te Parijs aan de Gare du Nord waar het Hollandsche Comité alleen reeds door zijn aanwezigheid de landgenooten geruststelt. Andere vluchtelingen hadden in Antwerpen beestenwagens kunnen vinden, of oude autobussen, tuf-tufs, betaald met hun laatste cent, tot prijzen van 7000 à 10.000 francs per plaats. Enkelen konden tot Parijs toe in hun kostbaar véhicule blijven. Er waren er echter ook, met kinderen en ouders op hoogen leeftijd, die te voet kilometers moesten afleggen, met achterlating van een wagen in panne, soms een treintje konden halen voor enkele uren, waarin zij met een dubbel aantal menschen in de nauwe compartimenten zaten, dan weer te voet voort, kilometers en kilometers, zonder eten, hier en daar brood en water krijgend van liefderijke bewoners van dorpen die zelf niet wisten of zij in hun huizen konden blijven. En overal en altijd het Duitsche vliegtuig boven hun hoofden dat hen tracht van het leven te berooven. Van allen één refrein: ‘Die gangsters, die gangsters, er is geen ander woord voor ze! Holland was toch zoo'n gelukkig vreedzaam land, gastvrij en goedhartig.’ In dit Juliana-Huis ziet gij bulletins tegen den muur hangen: de voornaamste berichten uit diverse Fransche en Engelsche kranten vertaald en opgesteld in het Hollandsch. Een uitstekend idee van een jong Hollander, sedert zes jaren in Algiers werkzaam als werktuigkundige, opgeroepen, doch Holland niet meer op tijd kunnende bereiken, moest hij in Lille rechtsomkeert maken naar Parijs. Een oud-élève van de Plantage-Muiderlaan, die zonder accent een uitstekend vloeiend Fransch spreekt, en met zijn zwart golvend haar, grijs-blauwe oogen, donkere huid niets van een Hollander heeft, ‘met een Duitschen naam nog wel!’ plaagt een medebewoner van 't gastvrije Huis. Want tusschen de vlagen van ongerustheid en angst heerscht de opgewekte moed bij allen coûte que coûte: er zijn kinderen voor wie 't zoo noodig is een draaglijke atmosfeer te voelen en niet minder is dit een behoefte voor de oudjes van tegen de zeventig en er over zelfs, die niet mankeeren onder deze arme stakkerds. Hollanders die op handelsreizen waren, in het vaderland vrouw en kinders achterlieten, niets van hen weten, zijn er ook niet weinig. Ik sprak er zelfs een heer met verlof uit Palembang, wiens gezin in Holland bleef terwijl hij op zakenreis was voor zijn directie. Hij tracht nu werk te vinden, want hij heeft geen cent. Naar Indië schijnt er op 't oogenblik geen mogelijkheid te zijn tot vertrek. Moge het dezen sympathieken verlofganger gelukken met behulp van de Kamer van Koophandel inderdaad wat te vinden... Dan moet ik u vertellen dat ik een oud-ingezetene van Soerabaja ontmoette: den heer Schneiders van de Paketvaart, die zonder kleerscheuren de betere tijden kan afwachten (hij heeft een huisje in Clamart vlak bij Parijs kunnen huren waar hij groenten wil teelen!) doch die hoogst verontwaardigd was over de behandeling der politie welke hem, toen hij uit het Crédit Lyonnais stapte, meenam naar een bureau en daar urenlang deed ‘poireauter’ zooals de Franschman zegt (dat past overigens goed bij zijn groentetuintje...). ‘En mijn paspoort wàs in orde!’ Hij had hun gezegd dat hij zich jarenlang met tourisme had beziggehouden en wist wat een paspoort was. Ik schoot innerlijk in een lach maar zei hem niets. Tourisme! Maar er is geen woord dat sinds een poos verdachter is in Frankrijk dan deze eertijds zoo aanlokkelijke term! Het is gebleken te véél perspectieven in zich te hebben, dit ongelukkige woord door den heer Schneiders in een kritiek moment in den mond genomen. Het tourisme helaas is voor langen tijd door de Duitschers overal verdacht geworden... Over de wilde geruchten van verraad, fusilleering in Holland en Zeeland welke de ronde doen doet men beter te zwijgen, niets is controleerbaar en de tijden zijn reeds verschrikkelijk genoeg om misschien in werkelijkheid onschuldige personen over te geven aan de algemeene blaam. Ik wil dus dit relaas liever eindigen met een andere ‘note gaie’, in zekeren zin hoopvol zelfs: een bloembollenhandelaar, ook op reis, ook zonder nieuws van zijn gezin in Holland, verwittigde zijn broer in New-York van zijn geval, en kreeg telegrafisch gelden toegestuurd om daarheen te komen. En zie hier: op de Amerikaansche Ambassade en hun Consulaat zei men hem: ‘Mijnheer, blijft u rustig in Frankrijk, over drie maanden zit u weer in Holland bij uw gezin.’ Voorbarig? Wellicht. Doch het duidt één ding aan: dat ook de groote mogendheid der U.S.A. den wil heeft om ‘den gangsters van Europa’ het kleine vreedzame Holland uit hun klauwen te rukken. [verschenen: 10 juni 1940] |
|