Georges Méliès
De een heette Georges Méliès, een grijsaard van achter in de zeventig, de ander Emile Cohl, een klein oudje van voor in de tachtig. Hun namen staan niet in de groote encyclopaedieën. Het is mogelijk dat hun dood een resonans verwekt die voor kort of lang de impressie geeft dat wij ze goed gekend hebben en niet licht zullen vergeten. Maar in Frankrijk was hun herinnering reeds zoodanig uitgewischt dat Georges Méliès geen honderd hoorders vond toen hij in October op de Expositie, uitgenoodigd door jonge vrienden die zijn beteekenis begrepen, een lezing hield over de periode van zijn roem, die geen veertig jaren achter ons ligt, de periode waarin hij, even weinig bewust van de gevolgen als de Aladin die voor de eerste maal den geest der Lamp opriep, het tooneel veranderde dat ons voortaan zou omringen.
Het was te eenvoudig wat Méliès gedaan had, te eenvoudig om hem duurzaam in eere te houden waardig te beloonen. Even simpel als de ontdekking van het rad of van den kruiwagen. Zijn uitvinding behoorde tot de soort waarvan men zich nauwelijks kan voorstellen dat zij een afzonderlijke persoonlijkheid vereischte, voorzien van een speciaal vernuft, toegerust met ongewone vermogens van combinatie en verbeelding. Toch zijn er gansche continenten en uitgebreide landstreken welker inwoners het rad nimmer ontdekt hebben, wat bewijst dat ook elders het idee van een rad had kunnen ontsnappen aan den gedachtenloop, de gedachtenwendingen der menschelijke hersens. En dat men tot zulke redeneeringen zijn toevlucht moet nemen om de verschijning van Georges Méliès in haar eigenlijke wezen te beseffen, toont in ieder geval aan dat wij nooit met zekerheid zullen weten in hoeverre hij onmisbaar was of in hoeverre vervangbaar door onverschillig wie.
Hij was de eerste der eindelooze reeks van hen aan wie de Amerikanen later den titel en het ambt gaven van ‘producer’. Méliès had den bioscoop niet uitgevonden. Doch hij was de allereerste die zag op welk gebied, in welke banen de splinternieuwe uitvinding zich kon bewegen, en ontwikkelen. Hij was de schepper der bioscopische fantasie, der bioscopische atmosfeer, der bioscopische kunst die ons vandaag de gewoonste zaak lijkt ter wereld.
Hoe de vonk ontsprong in dit hoofd is pas verteld in de vorig jaar gepubliceerde Histoire du Cinéma van Maurice Bardêche en Robert Brasillach. Het gebeurde in 1895 en Méliès was directeur van het Théâtre Robert Houdin, genaamd naar den beroemden goochelaar die een kanarie deed vliegen uit den loop van een geweer dat hij afschoot. Een toestel dat den naam zou krijgen van Cinéma en Bioscoop was juist uitgevonden door Auguste Lumière. Het eerste zaaltje waarin de ontdekking geëxploiteerd zou worden was de ‘Salon Indien’ van het Grand Café op den Boulevard des Capucines No. 14. Doch zoo ver gingen nog niet de bedoelingen en aspiraties van Lumière, die zijn ontdekking uitsluitend beschouwde van den wetenschappelijken kant. Hij vergenoegde zich met demonstraties voor genoodigden. Onder de belangstellenden echter die den film bijwoonden der ‘Aankomst van een trein in het station van Vincennes’ bevond zich Georges Méliès. Temidden der voorstelling stoof hij af op Auguste Lumière en sloeg hem voor om zijn uitvinding op staanden voet te koopen. Hij bood hem tien duizend, twintig duizend, vijftig duizend francs. Hij zou hem een fortuin aangeboden hebben, zijn huis, zijn familie. Maar Lumière was onverbiddelijk. ‘Jonge man, zei hij, mijn uitvinding is niet te koop; wees mij daarvoor dankbaar want voor u zou het de ruïne zijn. Zij kan eenigen tijd geëxploiteerd worden als wetenschappelijke curiositeit. Daarbuiten echter heeft zij niet de geringste commercieele toekomst.’
Lumière was een chemist, een fotograaf. Hij was een genie. Maar hij was geen ‘producer’. Méliès keek verder dan de ontdekker zelf en hij was de eenige onder Lumière's toeschouwers wiens blik reikte tot in een toekomst, welke de uitvinder loochende. Hoe lang zou de bioscoop ‘curiositeit’ gebleven zijn zonder het ingrijpen van iemand die met tooveren vertrouwd was? Of hoelang fotografie van de realiteit, gelijk de eerste films van Lumière, opnamen zonder medewerking van een dichter, een schepper, een verzinner, een verteller, een kunstenaar?