Luilekkerland
Het kan ook geen verlies heeten, van een Fransch standpunt tenminste, dat Georges Monnet verwijderd werd van Landbouw zonder door een ander departement te worden opgevischt. Tijdens zijn beheer importeerde Frankrijk gedurende de eerste negen maanden van 1937 voor vier milliard francs voedingsmiddelen. Gedurende het laatste kwartaal werden toegelaten 15.000 schapen, 10.000 centenaars schapen vleesch, 5000 centenaars ander vleesch, 4.100 centenaars gevogelte, 400 centenaars konijnen (!), 14.500 centenaars eieren, 4000 centenaars gecondenseerde melk, 20.000 centenaars kaas, 5000 centenaars boter, 2500 centenaars honing, 25.000 centenaars haver (ongerekend 600.000 centenaars haver voor het leger!), 160.000 centenaars mais, 2000 centenaars boekweit, 25.000 centenaars zaai-gerst, 500.000 centenaars gewone gerst, 10.000 centenaars rogge, 3000 centenaars gort, 205.500 centenaars boonen, 65.000 centenaars erwten, 40.000 centenaars kastanjes, 160.000 centenaars appels en peren, 7.500 centenaars andere vruchten.
Welk een luilekkerland. Doch het is om te duizelen voor verarmde boeren en voor economisten wanneer zij bedenken dat Frankrijk met een greintje goeden wil al deze producten zelf kan voortbrengen, zonder eenige moeite, op tienduizenden hectaren van braak liggende akkers en in duizenden verlaten hofsteden.
De eenige bestendigheid, het eenige niet-provisorische, welke men de tweede editie van het Cabinet-Chautemps waarschijnlijk kan toekennen zijn zulke ruïnes en puinhoopen, ruïnes aan prestige, ruïnes aan macht, ruïnes aan geld. Omdat al de rest provisorisch is, kortstondig, labiel afhangend van een gril, kan men niet eens hopen dat zij gerepareerd zullen worden. Want niet enkel het Fransche parlement speelt blindemannetje, maar gansch Frankrijk.
[verschenen: 5 februari 1938]