Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdDe RaafParijs, 23 Dec. '32Het nieuwe kabinet, gevormd door Paul-Boncour,Ga naar voetnoot68 telt 29 heele en halve ministers. De afgevallen socialist verzamelde onder zijn presidium hetzelfde carré der oude garde dat reeds voor de fotografen defileerde toen de bet-oudovergrootvaders die het leer leverden der portefeuilles nog in de wei graasden. Hij flankeerde de onafzetbare veteranen met een afdeeling jonggedienden die bezig zijn te vergrijzen in de parlementaire intriges. De kleurling ontbreekt niet. Hij is wederom zwart, kroesharig en diklippig, wat wederom Gelen zal ergeren en Moren. Maar als elk der twee fracties welke elkaar het gouvernement betwisten, een neger bezit, een rechtschen en een linkschen neger, zij bezitten nog geen Annamiet, Arabier of Madagascariaan, tot groote spijt van de vooruitstrevende elementen dezer menschen-groepen die zich even bekwaam en even toonbaar achten als een nikker. Vroeg of laat zal men hun billijke aspiraties moeten bevredigen. Wij zullen dan zonderling gemengde kabinetten aanschouwen en competities bijwonen, die den scheidsrechter hoofdbreken kunnen kosten. Gelijk ieder ministerie debuteerde het eerste dat Joseph Paul-Boncour te formeeren kreeg met een regeeringsverklaring. Zij werd quasi au sérieux genomen door de Kamer en de pers. Zij verwierf zelfs een comfortabele meerderheid omdat men over en weer verrukt was een crisis beëindigd te zien door de minst gevaarlijke combinatie. Men verwelkomde een bekende, beproefde en betrouwbare ploeg. Doch in de grenzen van het mogelijke zou elke andere samenstelling begroet zijn met inschikkelijkheid. De wereld immers beleeft een periode waarin ook een politicus machteloos en onschadelijk wordt. Hij mag oreeren, fantaseeren en theoretiseeren zooveel hem belieft. De feiten blijven de feiten. Zij laten den droomer geen millimeter speling meer. Hij heeft jarenlang gespeculeerd in het abstracte, gegoocheld met ideeën, illusies en lucht, en zoolang er geld was of een middel tot het schaffen van geld duchtte men zijn kunsten, zijn fratsen, zijn hersenschimmen. Voor een leege kas echter leggen alle tooverspreuken het af. Een leege kas is niet alleen een proef op de som, een conclusie, een laatste instantie, zij is bovendien een waarborg voor de toekomst. Tegenover een leege kas worden de gewaagdste plannen, voornemens en ontwerpen onverschillig omdat zij onuitvoerbaar zijn. In dit kabinet heeft menig lid zijn intieme stokpaardje en zijn panacee. De een wenscht de vakvereenigingen te verheffen tot een soort van raden van beheer in de regeeringszaken. De ander haakt ernaar om de spoorwegen te onteigenen en allen te vereenigen onder gouvernementeelen scepter. Een derde reikhalst naar de monopoliseering der verzekeringsmaatschappijen. Een vierde streeft naar een graan-trust onder staatsleiding. Zij baren niemand zorg. Want de eerste cent om zulke weelderige hervormingen te bekostigen is niet aanwezig en wat vermogen ministers bij de opperste realiteit eener berooide schatkist? Zij kunnen beweren wat zij willen. In hun midden troont de wit-gebaarde Henri Chéron als minister van financiën en beschikt over aller lot, over hun denken, doen en laten. Van de 29 heele en halve ministers telt alleen Chéron en deze zekerheid stemt de roerigsten tot kalmte. Hij is binnengehaald met het moderne pathos dat in Frankrijk voor panische omstandigheden gebruikelijk werd. Wanneer de dingen ontegenzeglijk spaak loopen en om een redder schreeuwen, zendt de vermoedelijke regeering een imposante automobiel uit, gelijk Noach in zijn Ark eertijds een raaf en een duif. Zij neemt de bochten met een vaart van honderd kilometer. Dat maakt indruk en verhoogt het prestige van den verlosser. Zoo werd Caillaux, de raaf, opgelicht in 1925, en Poincaré, de duif, een jaartje later. In een Decembernacht van 1932 popelde een onvoltallig kabinet opnieuw rondom een nerveuzen president. Er mankeerde aan het geagiteerde college niets dan een penningmeester. Respectabele autoriteiten, als Rist, de ondergouverneur der Banque de France, een specialist voor zieke financiën die geroepen is aan de sponde van de lei, het Turksche pond en de peseta, hadden bedankt voor de aangeboden functie. Een weigering der competentste persoonlijkheden motiveerde de bliksemende automobiel. Chéron zat in Caen. Zou hij toeslaan? Zou hij komen? Hij is senator van Lisieux, het nieuwe Lourdes, de stad van Thérèse de l'Enfant Jésu en der mirakelen. Al voelt men anticlericaal, men houdt van goede voorteekenen. Kort geleden had Chéron in dit mystieke oord een gemeente-slagerij opgericht waar hij coteletten en carbonaden één derde lager verkocht dan overal elders op het gebied der Republiek. Hij belichaamde reeds een der idealen van den Franschman, de goedkoope biefstuk. Hij was populair. Gelijk Paul-Boncour een figuurtje heeft om in avond-toilet op een ouderwetsche taart te zetten, zoo kan Chéron zonder zich te vermommen optreden als sinterklaas of kerstmannetje. Zijn schraapzucht is legendair. Na zijn laatste verblijf op het departement van financiën liet hij in zijn ransel 19 milliard achter voor zijn opvolgers. Hij kwam, in 't holle van den nacht, kluivend op een kippeboutje, zag en accepteerde. Op staanden voet en joviaal verklaarde hij het herstel van 's lands geldmiddelen te beschouwen als een persoonlijke eere-zaak. Hij benoemde onverwijld een comité van deskundigen, wat ook Caillaux gedaan had, om den toestand te onderzoeken. Voor experts en ministers mag die toestand zoo klaar zijn als koffiedik, voor het groote, domme publiek is hij helder als kristal: Een minimum van 10 milliard deficit op het budget. Een gat van 20 à 25 milliard in de schatkist en de noodzakelijkheid om dit bedrag te plaatsen in leeningen alvorens een jaar verstreken is. Een tekort op de spoorwegen van minstens 5 milliard. Totaal 40 milliard. Als plus tegenover dit minus: Belastingen die niet betaald worden. Leeningen waarop weinigen zullen inschrijven. Oudstrijders die zich met hand en tand verzetten tegen verlaging der pensioenen. Een heirleger van staatsambtenaars die gezworen hebben dat onder het gansche menschdom, welks inkomsten verminderden met 10 tot 80%, zij de eenigen zullen blijven aan wier traktementen niet getornd wordt. Een volkshuishouding waarvan de fiscale capaciteit de uiterste limiet bereikt heeft. Chéron, wiens praatzucht even legendair is als zijn gierigheid, kikte geen woord over de manieren waarop hij zijne ommelette zal bakken zonder eieren te breken. Temidden der luchtballonnetjes die hij oplaat om de richting en de kracht uit te vorschen van den wind zwijgt hij als het graf. Hij heeft een geheim, zeggen de 28 collega's die bestaan bij zijn gratie. Hij heeft een geheim, herhaalt het parlement dat gaarne hakken zou zonder dat er spaanders vliegen. En men hoopt. De invloedrijkste vertegenwoordigers der Parijsche pers hebben onlangs beraadslaagd over het organiseeren van een algemeene vertrouwens-campagne en het beste bewijs dat dapperheid, heldenmoed, moreel en geduld wankelen, is dat men ze wil fabriceeren. Maar het schijnt niet dat de hemelsche machten deze industrie zuilen steunen als stille vennooten. Onze nationale profetes Madame Fraya, wier huis als sommige moskeeën vol staat met klokken die allen een verschillend uur wijzen, en in wier wachtkamer zich dagelijks een kleine volkenbond vereenigt, een keur van tijdgenooten voor wie zij de sluiers oplicht van Isis, onze bijna officieuze zienster voorspelt pas een opklaring voor de tweede helft van een stormachtig bewogen jaar. Het eerste deel zal heftig, koortsachtig en onveranderlijk gejaagd zijn. Geen conflict met de Duitschers. Ook niet met Italië. De moeilijkheden met Amerika worden na felle reacties in der minne geschikt. Oorlogsgevaar in Centraal- Europa. Ingrijpende veranderingen in Rusland. Een revolutie in Argentinië. Nationale rouw in Engeland. Verdwijning van een grooten politieken leider in Duitschland. Rampen in de lucht en op zee. Veel verwoestingen en slachtoffers door het water. De dood van twee beroemde staatslieden en twee vermaarde schrijvers in Frankrijk. Enkele zeer harde, zeer penibele maanden, pijnlijk voor iedereen, doch waarin de middenstand het zwaarst getroffen zal worden. Een golf van teleurstelling en misnoegen verbreidt zich over het land dat den angst zal kennen voor ernstiger gebeurtenissen. Het komt er echter af met den schrik. Het zal zegevieren over alle hinderpalen. Een jonge man gaat verschijnen, (misschien reeds in 1933, misschien ook wat later) een onbekende jonge man, kloek, resoluut, voortvarend, doelbewust, die de nationale energie opnieuw zal galvaniseeren. Nimmer was Madame Fraya, die den dood van Foch, den Chineesch-Japanschen oorlog, den dood van Clemenceau, van Joffre, den val van Alfons XIII en de nederlaag van Hoover voorspeld heeft zoo somber. Het is duidelijk dat ook voor de ingewijde wichelares Henri Chéron en zijn automobiel pas den raaf beduidt, heen en weer fladderend over een chaos. [verschenen: 18 januari 1933] |
|