Bijdragen aan het Soerabaiasch Handelsblad (juni 1926-juni 1940)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermd‘Het paradijs der gekken’Parijs, April 1926De uitdrukking ‘het Paradijs der Gekken’ is niet van mij. Zij is van lord Inchcape in de Times, en slaat op Frankrijk.Ga naar voetnoot1 Mij zou het hebben toegeschenen, dat gekken overal hun paradijs vinden, en als de honorable lord niet van deze meening is, dan mag hij de drommen Engelschen, die hij zonder mankeeren treffen kan in de groote hotels der Champs Elysées of rondom de Opéra, en 's avonds in alle dancings, in alle music-halls en bij alle revues (om niet te spreken van de Riviera) zijn Times-artikel onder den neus duwen. Het doet me denken aan een grap, waarmee men zich hier een poosje geleden amuseerde: de karakteristiek der volken in drieën. Eén Engelschman? een idioot. Twee Engelschen? een bokswedstrijd. Drie Engelschen? een groot volk. Het gaat meestal op. Gij kunt u oefenen, als gij wilt, met de beste eigenschappen te zoeken der andere naties. Ik zal u op weg helpen. Eén Italiaan? een mandoline. Twee Italianen? Drie Italianen? een strategische terugtocht. Eén Zwitser? kamer te huur. Twee Zwitsers? pension. Drie Zwitsers? Palast-Hotel. Maar laten we terugkeeren tot Frankrijk. Zijn 't gekken, de Franschen, die in een paar jaar tijds voor meer dan honderd milliard oorlogsverwoestingen herstellen op eigen kosten? Zonder twijfel; doch zoo was het niet bedoeld van zijne Britsche lordship. Zijn 't gekken, de Franschen, die elk jaar van hun nationale inkomen, dat getaxeerd wordt op 135 milliard, 45 milliard laten verdwijnen in het Danaïdenvat van den fiscus? Natuurlijk, maar dat is hun zaak, niet de zaak van Lord Inchcape. Is 't een paradijs, waar alle ambtenaren op een hongerloontje teren en den ganschen langen dag slechtgehumeurd achter hunne loketten zitten? Een paradijs, waar de achturige arbeidsdag wet is, doch waar iedereen voor de rest van den tijd een bijbaantje heeft, omdat hij anders het eind van de maand niet haalt? Een paradijs, Frankrijk, dat voor de helft te koop is, en spotgoedkoop, voor ieder die wat guldens, ponden-sterling, dollars, peseta's of... Duitsche marken heeft? Neen, één Engelschman (zie boven) blijft één Engelschman. Doch al heeft één Engelschman ongelijk door Frankrijk het ‘paradijs der gekken’ te noemen, omdat het budget van dit jaar wéér zal sluiten met een déficit, omdat de franc blijft zakken (dat is goed voor de toeristen, maar slecht voor de Engelsche kolen etc.), omdat Frankrijk met zijn honderd milliard onafgeloste oorlogsherstellingen, niet in een handomdraaien zijne Engelsche en Amerikaansche schulden betaalt, (toen Duitschland betalen moest, was volgens de Britsche stelling het transfert van reusachtige bedragen noodlottig voor de beide partijen!!) - al redeneert die eene Engelsman er vlak naast, - hier gebeuren rare, zonderlinge dingen, daar gaat niets van af. Als ik voor hen, die Frankrijk voor 't eerst bezoeken of na een lange afwezigheid terugzien, een gids moest schrijven, ik zou beginnen bij de lucifers. Lach niet. Het zijn de kleine dingen die groote gevolgen hebben. En neem als een der eerste levensregels het beginsel: Strijk steeds van u af. De helft der Fransche lucifers bestaat uit stokjes hout zonder de minste ontvlambaarheid. De andere helft heeft koppen, welke niet alleen ontvlambaar maar voor een groot deel ontplofbaar zijn en die, als gij ze niet van u afzendt, u in de kleeren, in de haren, in het gezicht vliegen. Er zijn lieden die met eene onnoozele lucifer, (een der Staatsmonopolies welke met verlies werken) een oog verloren hebben. En de Staat levert u lucifers, véél te duur tusschen haakjes, doch hij garandeert u niets, zooals een fatsoenlijke spoorwegmaatschappij. Tweede raad en tweede stelregel: Bezoek geen enkele politieke vergadering, rechts noch links, het doet er niet toe, ontwijk zelfs de straten waar ze gehouden worden. Er vallen altijd klappen, dikwijls schoten, en je kunt nooit weten. Men maakt hier geen omslag. Een paar dagen geleden zou Jacques Sadoul, kapitein van het Fransche leger, die zich tijdens den oorlog in dienst der Bolsjewisten gesteld heeft, zoogenaamd voor de Fransche zaak, eenige kameraden (geen Bolsjewistische kameraden) aan de galg heeft gebracht, eerst veroordeeld, toen vrijgesproken en daarna gerehabiliteerd is, eene vergadering presideeren. Debat vrij. Toen de vergadering zou beginnen en ex kapitein Sadoul het woord wilde nemen, klonk er achter uit de zaal uit een paar honderd geweldige kelen: Sus au traître! Tegelijk begint een charge en in minder dan vijf minuten is de zaal schoon leeg, zijn de meubelen kapot en heeft Sadoul een pak slaag te pakken dat hem heugen zal. Aan Léon Daudet zou reeds lang hetzelfde overkomen zijn, wanneer hij zijne redevoeringen niet steeds hield onder gewapend escorte van partijgenooten. Zoo weten de tegenstanders (debat vrij!) waar zij zich aan te houden hebben. A propos van Léon Daudet nog dezen gentle hint: Biedt iemand u te Parijs de Action Française te koop aan, vooral op Zondagmorgen, koop het blad onvoorwaardelijk. De Action Française is een zeer lezenswaardige krant en wanneer gij ze niet zoudt willen koopen, riskeert gij een pak slaag. Dat is gauw gegeven en in zulke gevallen is er, net als bij ons, net als bij u, nooit een agent. Die is toevallig den hoek om. De camelots du Roi, die de Action Française colporteeren, behooren tot eene zeer achtenswaardige partij, maar voor het gerecht trekken ze altijd op de schandaligste wijze aan het kortste eindje en dat brengt ze een beetje op de hoogspanningen, die hen wel eens doen handelen zonder onderscheid des persoon. Ten derde: Ontwijk manifestaties, zelfs den onschuldigsten studentenoptocht, en wanneer gij een plein ziet afgezet door politie, maak een goeden omweg of ga in de métro. De Fransche politieagent, individueel genomen, is een der levendste menschen van den aardbol, en de eenige Fransche ambtenaar, die zonder aarzeling eene fooi weigert, ook al zoudt ge hem een kwartier lang den weg vragen. Maar niets is gevaarlijker, woester en wilder dan een groep van die welwillende agenten en hoe grooter de groep des te gevaarlijker, ik had bijna gezegd des te bloeddorstiger. Niets is veilig voor hen. Zij hebben eergisteren twee bejaarde vrouwen, die niet verhuizen wilden, omdat zij geen onderdak vonden, met benauwende gassen uit hare woning verdreven (de inspecteur is voor dit schandaal afgezet, maar gebeurd is gebeurd), zij - de politieagenten - hebben pasgeleden een student, die na een rooden verkiezingsuitslag met de Fransche vlag manifesteerde, zoo'n tik op z'n hoofd gegeven, dat hij honderd meter verder den laatsten adem uitblies. Wat zal ik zeggen tot hunne vergoelijking? Dat ze zelf ook dikwijls behoorlijk worden toegetakeld en zelden het terrein verlaten zonder een aantal stevig gekneusden. In dit verband is het opmerkelijk hoe snel een troep manifestanten in de geasphalteerde en gebetonneerde straten van Parijs, waar je oppervlakkig beschouwd een half uur moet zoeken naar een lossen steen, straten die met de lawaaierigste werktuigen slechts zijn open te bikken, aan allerlei soorten van keiharde en doeltreffende projectielen weet te komen. Ten vierde: Vermijd het Bois de Boulogne bij avond, vermijd in ieder geval de schaarsch verlichte zijlanen en als gij den nachtegaal zoudt willen hooren met of zonder maneschijn, ga dan liever ergens anders. Het gebeurt niet zelden dat men in deze zijlanen aangehouden wordt door een bende schavuiten, die met de revolvers in de hand den eerzamen voorbijganger verzoeken om geld en juweelen af te staan. Ik voor mij breng me liever op de hoogte van wat er in die donkere lanen gebeurt door de politierapporten of door de romans, dan door persoonlijk onderzoek. Hebt u gelezen ‘Refaire l'amour’ van Madame Rachilde, verschenen in den Mercure de France? Deze nieuwste roman van de begaafde schrijfster geeft curieuse staaltjes van de ontdekkingen of ontmoetingen die men op een zomerschen, zoelen, laten-avond kan doen in het Bois de Boulogne. Een schilder, gevierd kunstschilder, die voor zijne gemoedsrust een toertje maakt, vergezeld van een trouwen herdershond, vindt, geleid door zijn speurder, in het dichtste groen twee deftige heeren, met diamanten hemdsknoopen, stomdronken op hunne ruggen, en, eveneens onder het loover, een met paarlen behangen dame, min of meer onder den invloed der cocaïne, die met den schilder een barok en lang niet stichtelijk gesprek aanknoopt. Het tooneeltje is voor verantwoording van Madame Rachilde, echtgenoote van den directeur van den Mercure de France. Ik spaar u détails en van de gepeperdste. Maar is het wonder, dat schavuiten, met of zonder speurhond, op zoek gaan in de zijlanen van het Bois de Boulogne naar zulke bizarre gezelschappen en hun een en ander afnemen? Die schavuiten zijn weer oorzaak dat de politie om den anderen dag eene rafle houdt, en de razzia's, ik behoef dat niet te bewijzen, zijn voor niemand prettig of gewenscht. Vijfde raad, maar deze is slechts voor een bepaalden tijd nuttig: Wanneer gij in Marseille van de boot gaat en gij zoudt eenige dagen willen vertoeven aan de Riviera, vestig u bij voorkeur niet in Nizza. De habitués van de bewonderenswaardige ‘Promenade des Anglais’ zijn woedend. Zij zijn woedend omdat de verrukkelijke geuren van bloeiende mimosa's en oranje-bloesems daar sinds enkele dagen vermengd zijn met een walgelijken stank, die den heelen omtrek verpest en onbewoonbaar maakt. Een toeval, dat alleen in het Paradijs der Gekken kan voorkomen, ik geef het toe, heeft daar doen stranden het monumentale kreng van een walvisch. Een goed levende, opgewekte walvisch, hooge of lage golven, is iets zeer passioneerends, zelfs wanneer men niet de bedoeling heeft hem te vangen. Maar in staat van verrotting is dit zeemonster iets hinderlijks, iets lastigs, vooral tegenover de ‘Promenade des Anglais’. Wat te doen, hoe dit overblijfsel weg te krijgen? Hem weg sleepen in volle zee? Hij zal teruggespoeld worden bij den eersten windstoot en de visschen zullen hem met rust laten, want ze houden niet van vleesch in dien toestand. Het zoogdier met dynamiet laten springen? Waar zullen de stukken terecht komen? De burgemeester van Nizza heeft het voorstel gekregen van een ondernemend mensch, die rondom het rottende monster een dam wil maken en het voor een franc ter bezichtiging wil stellen van onvervaarde nieuwsgierigen. Hij is op het plan niet ingegaan, maar men heeft getelegrafeerd naar den minister van Marine, die op het oogenblik is monsieur Leygues. Voor dat dit telegram alle bureaux gepasseerd is zal er nog meenige golf den kwalijk-riekenden walvisch omspoelen en ik zou me zeer vergissen als hij niet geruimen tijd nog het onderwerp uitmaakt van de gesprekken der Riviera. Dat men dáár zelfs zorgen moet hebben! En dat het beest nu juist terecht moest komen in Nizza, dat, over een paradijs gesproken, de billijke reputatie heeft van een ècht paradijs! [verschenen: 15 juni 1926] |
|