Koninklijke Oratorium-Vereeniging [– Georg Henschel Requiem (gedirigeerd door de componist) – Bach Sehet, wir gehen hinauf nach Jerusalem en Nänie van Brahms o.l.v. Anton Tierie] (Concertgebouw)
Naast de Cantate van Joh. Seb. Bach ‘Sehet, wir gehn hinauf nach Jerusalem’ en de Nänie van Brahms had de heer Tierie voor deze uitvoering, welke zijn 12½-jarig dirigentschap aan de Kon. Oratorium-Vereeniging afsluit, gekozen het Requiem van Georg Henschel. Alle drie de werken zijn ongeveer in denzelfden stijl en raken elkander in ieder geval zeer nauw, wij memoreeren dit in de eerste plaats. Vervolgens hulde hier aan den heer Anton Tierie voor de wederopvoering van Henschel's Requiem, dat dirigent, zangers, solisten en spelers zulke enorme eischen stelt. Het is een daad van vérziende artisticiteit het Requiem dat na de eerste opvoering in Den Haag in vergetelheid dreigde te raken, op het programma te nemen. Het is minder visionair geconcipieerd dan de Doodenmis van Berlioz, het overtreft dit werk in intimiteit van uitdrukking. Het is uiterlijker dan de lijkzang van Brahms, doch wint het van deze compositie in verscheidenheid van sentiment. Voor zoover het polyphoon klinkt is het minder doorwrocht en verdiept dan de muziek van Bach of César Franck. Het spreekt echter zooveel te vlugger aan. De componist houdt zich strenger aan den liturgischen tekst dan eenig ander. Doch naast de Gregoriaansche melodieën doorgeurd van eeuwigheid en onvergankelijkheid lijkt dit geluid slechts vogelengekweel. Op sommige plaatsen bereikt dit Requiem echter een intensiteit van expressie, een zóó grandiose hoogheid, dat men nedrig erkent: Het is een meesterwerk. Het ‘Hostias et preces tibi Domine’, de drie Agnus Dei bij het slot-requiem b.v. Wie dit kon schrijven moet men rangschikken naast de grootsten.
Het koor der Kon. Oratorium-Vereeniging heeft zich Zondagavond overtroffen in schoonheid van klank, zuiverheid van intonaties, muzikaliteit en volhardingsvermogen. Van de solisten was mejuffrouw Tilia Hill een voortreffelijke sopraan, de heer J.C. van Oort een even goede bas, die beiden volkomen thuis bleken in hunne partijen, wat de heer Rudolph van Schaik ook had. Deze jonge tenor heeft een prettige, bekoorlijke stem, welke zich echter nog in eene ontwikkelingsperiode bevindt, vooral wat het lage register betreft. Maar hij schijnt ons een serieus kunstenaar en te verstandig om zich reeds homme arrivé te wanen. Hij studeere stevig verder. Mejuffrouw Tine Heskes verving mevrouw Pauline de Haan-Manifarges, die wegens ongesteldheid had afgezegd; dit vervangen heeft immer een zeer lastigen en gevaarlijken kant, doch mej. Heskes kweet zich uitnemend van haar moeilijke opdracht; toch wel wat onvrij, onzeker en zoekend. De heer Louis Robert was een degelijk organist, het Concertgebouw-orkest gaf een prachtig accompagnement: Alles te zamen voor de Kon. Oratorium-Vereeniging en haar leider een schoonen avond met bloemen, kransen en geestdrift, niet het minst intusschen voor Georg Henschel, die zijn werk zelf dirigeerde met evenveel routine en talent als hij zingt, klavier speelt of componeert.