Fransche Opera [Mignon van Jules Massenet] (Stadsschouwburg)
Waarin ligt de kracht van mevrouw Sigrid Arnoldson's befaamdheid? Niet in haar dramatisch kunnen. De eerste de beste tooneelspeelster van beroep kan haar dit verbeteren. Niet in haar gestalte. Zij imponeert noch door gelaat, dat voor mimische expressie vrijwel ongeschikt is, noch door lichaam, stoer en kort gedrongen van bouw, weinig convenabel voor de meeste succes-rollen als Margaretha, Julia, Ophelia, Mignon etc. Zij is een zangeres, ‘hooge concertzangeres’ kan men zeggen, op en d'op van de oude school der Patti's, Nilsson's en Lind's, gekweekt door het eenzijdig systeem der opera-componisten en zangleeraren tegelijk, die, alle universaliteit versmadende, het povere unicum kozen de een door al 't effect te concentreeren op de stem der Diva primadonna, welke de ander cultiveerde tot de allerhoogste virtuositeit, waarbij enkel de buitengewoon bevoorrechten als deze Sigrid Arnoldson het geluk hadden hare kunst niet te verliezen in het gekunstelde. Hierin ligt de reden waarom deze begenadigden, vergeleken bij een moderne operazangeres, werkend met betrekkelijk arme middelen, het brengen tot den roem welke de ontzaglijke bewondering geeft. Willens nillens raakt men tot waardeering, langzamerhand tot fel enthousiasme, bij 't hooren naar de enorme zangtechniek, verbluffend en waarlijk een kunst op zich zelf wanneer zij wordt opgevoerd tot deze hoogte; wij bedoelen de wonderlijke vierde scène, tweede bedrijf, waar Mignon haar Ta, la ralla koert en echo's lokt uit den handspiegel een grillig rococo stukje als alleen mogelijk was in den ouden opera-stijl. Dit was Sigrid Arnoldson's phenomenale toppunt in de Mignon voorstelling van gisterenavond.
De kunstenares speelde in een goede omgeving. Jarno, haar harde meester, die haar in 't eerste bedrijf zoo vaardig met den stok achterna zat, was uitgebeeld door Monsieur Faber; Lothario, de oude zanger-bedelaar die telkens op de meest raadselachtige manier komt aansukkelen, de verborgen Italiaansche graaf, in 't derde bedrijf haar ontpopten vader, door mr. Druie met goede basstem; Philine wat scherp van geluid maar met zeer vaardige techniek en routine door Mademoiselle Devilloy; Wilhelm Meister de karakterlooze jonge Duitscher, door Mr. Dister. Ook de rest van het entourage werkte mede tot een goede opvoering: het ballet uit 't eerste bedrijf, onder leiding van Madame Céréza, de décors, ofschoon men wel eens twijfelt of ze Duitschland voorstellen of Italië, de costumes, waarin men vooral bij de groote ensembles meer logische groepeering zou wenschen. Waar de zangers comediespelen zijn ze niet in hun fort. Zij reciteeren te veel; wel met Fransche joligheid en sans-gêne, doch het voortdurend hoog-zangerige ontkomt hier niet aan eentonigheid. Het orkest bezit een uitstekenden leider in Mr. Paul Bastide. Hij brengt deze oppervlakkige muziek tot haar recht, haalt er uit wat hij kan en de gelegenheid om met zijn tamelijk beperkt troepje, dat hij geheel beheerscht, een aardig klankeffectje te doen hooren, laat hij nooit voorbij gaan; de finale b.v. der ouverture. Wat een zinlooze, brokkelige potpourri is dit overigens. Ook de koren werden zeer voldoende uitgevoerd. Vlekjes toch merkt men altijd op, zelfs bij de allerbeste.
De Fransche opera is een heel speciaal gezelschap, dat vóór alles der traditie haar toekomende eer geeft. De coloratuur-opera, waarvoor de troep apart schijnt samengesteld, is dood. Wat doet het er toe wanneer zij artisten laat optreden die wij hier ande s nie zouden hooren, als mevrouw Sigrid Arnoldson
Een kleine rectificatie ten slotte op wat het programma meldde over deze kunstenares. Zij is niet geboren in 1869, maar in 1864. Zij debuteerde niet te Sint Petersburg maar te Moscou; en niet in 1888 maar in 1886, dus op twee-en-twintig-jarigen leeftijd, niet op negentien-jarigen.