[Lalo Violoncelconcert (solist Gerard Hekking), Strauss Don Quixote en een herhaling van Symfonie nr 2 van Straesser o.l.v. Willem Mengelberg] (Concertgebouw)
Solist was Donderdag-avond de heer Gerard Hekking met het cello-concert van Eugène [moet zijn: Edouard] Lalo. Dit werk, waarvan het eerste deel nog al weinig heeft te beteekenen, het tweede fijn, het derde aardig genoemd kan worden, is door den kunstenaar zeer voortreffelijk gespeeld. Vooral in de toonvorming is Hekking een meester. En wat een passagespel! Het kennen van een volleerd virtuoos en een smaakvollen geest. Alles afgerond, of in alle onderdeeltjes, verfijnd in de hoogste mate. En daarbij de artistieke voordracht, beurtelings bezield door Mengelberg en hem.
‘Don Quixote’ van Richard Strauss moet echter beschouwd worden als het hoofdnummer van den avond. Solist was hier wederom Hekking, geëscorteerd door de heeren H. Meerloo, alt, en Christiaan Timner, 1e viool. Zij gaven elk zeer schoon spel en aan hen lag het niet, dat deze muzikale Ridder van de Droeve Figuur zoo'n geringen indruk maakte. Ook niet aan Willem Mengelberg, die de partituur vertolkte met buitengewone klaarheid en doorzicht. Het is Strauss zelf, die hier schuld heeft, door zijn werk vol te proppen met allerlei handige combinaties, geestige vondsten, verstandelijke fijnheden, welke de compositie zóó beheerschen, dat men vergeefs zoekt van 't begin tot 't eind naar de muzikale ziel.
Voor wat Strauss hier gaf als technicus hebben wij echter alle respect. Het is geen kleinigheid een onlogischen geest vatbaar in klanken te brengen, een Sancho Panza te karakterizeeren, windmolens te teekenen in muziek, het geblaat van een kudde schapen te imiteeren, (dit slaagde kostelijk en klonk onovertrefbaar grappig), de gesprekken en twisten weer te geven van twee zotten, Don Quichote en Sancho Panza, de nachtwake van den dwazen ridder, zijn bespottelijk avontuur met de boerendeern, zijn tocht door de lucht op houten paarden (beiden maken hier veel meer leven dan een modern vliegmensch), het watertochtje in de betooverde boot, zijn gevecht met den ridder van de blanke maan, zijn genezing en uiteinde. Ons hart heeft de componist niet geboeid. Wel hebben wij de knappe oplossing van al deze zwarige problemen in hooge mate bewonderd.
No. 1 op het programma was de tweede symphonie van den heer Ewald Straesser, over welke wij reeds tweemaal hebben moeten schrijven, 't vorig jaar. Wij herhalen nu onze meening: Het is een flink Duitsch werk van een flink Duitsch Conservatorium-professor (te Keulen).