De Nederlandsche Cyclus (Stedelijk Museum) [Daniël Ruyneman, Henriëtte Bosmans, Henriette van Lennep en Wouter Zürcher]
Wanneer de noten eenmaal geschreven zijn, valt het zwaar ze te verloochenen. Daniël Ruyneman mag tegenwoordig bij de uiterste linkerzijde hooren, zijne tweede viool-sonate, die niet zóóver staat van den tijd, toen hij lieve liederen schreef met de toevoegsels ‘Van Danny aan Diny’, deze viool-sonate, die ook lief is en bevattelijk en absoluut niet modern of linksch (alleen linksch van handigheid) laat hij leven en denkelijk koestert hij ze nog in zijn hart. Want het is aangenaam en gemakkelijk te gelijk om te componeeren in den trant van dat werk. Wat wilt ge! Theorieën verbinden tot niets, zou men zeggen. Men draagt ze als kleeren, min of meer behoorlijk. En Arthur Pétronis, directeur-fondateur van het universalistisch, uiterst-linksch orgaan ‘La Revue du Feu’ speelt de sonate gelijk hij de klassieken óók speelt. Modern? Neen. - Maar met een Italiaansch-Hongaarsch, aantrekkelijk alluretje. Een beetje slordig, evenals trouwens mej. Henriëtte Bosmans aan den vleugel.
Het ‘Klaaglied van een Slaaf’ is in Ruyneman's leven een overgangswerk. Het klonk in dit milieu van benauwenis als een opluchting en gaarne had ik het twee keer gehoord. Toch heeft het geen specifiek-muzikale karakteristieken of intonaties uit een bijzondere, persoonlijke sfeer. Doch Ruyneman's spel aan de piano was boeiend. Hij maakt een curieus tremolo-vibrato en verkrijgt eigenaardige, merkwaardige banjo-effecten.
De cello-sonate van mej. Henriëtte Bosmans, uitgevoerd door Marix Loevensohn en de componiste, moet gerekend worden tot de zeer academische manier. Het is nabloei van Brahms. Als mej. Henriëtte Bosmans in het vierde deel van Jean Christophe nalas wat daar gezegd wordt over de valsche gevoeligheid der Duitschers en dat ter harte nam, zou haar werk er redding bij kunnen vinden.
De liederen van mej. Henriette van Lennep en van Wouter Zürcher op teksten van Rainer Maria Rilke, J.H. Leopold, Miek Janssen en Jules Schürman behoorden en gros en en detail tot de zeer gebruikelijke tekstverknoeiïngen zonder eenig individueel talent of inzicht. Mevr. Zegers de Beyl en Faniella Lohoff putten zich verdienstelijk uit aan een ondankbare taak.
Een Museum is niet alleen een gebouw, waar de helft der schilderijen niet verdient te hangen en waar de andere helft slecht hangt, het is ook een gebouw, dat niet geventileerd kan worden en waar alles slecht klinkt. Wanneer er noodgedwongen een raam openging, moest er juist een auto-hoorn langs grauwen.