[Leonid Kreutzer en Beethovens Derde pianoconcert]
Leonid Kreutzer, de propagandist der onbekende Russische meesters, speelde gisteren het derde Piano-concert van Beethoven. Leonid Kreutzer, de componist o.a. van de manuscript-opera The Picture of Dorian Gray (in 't Duitsch), speelde dat derde concert met een cadens van Carl Reinecke. In den goeden ouden tijd van Beethoven, welke bij deze heele uitvoering (symphonie in es van Mozart) stillend, sluimer-zacht en koesterend opleefde, improviseerde de virtuoos zelf zijn parade-stuk en had dus het recht om daar te paradeeren. Waarom legde Kreutzer niet eens zoo'n klein bewijsje van bekwaamheid af, om te toonen, dat hij werkelijk wat meer kunstenaarswaarden bezit dan de tienduizend uitstekende pianisten, tot wie hij hoort? Nu gaf hij een achter de tafel klaar gemaakte cadens, die de lengte had van een sonaten-deel en waarvan men hoogstens kan zeggen, dat hij niet àl te slecht paste in geheel. Er ging geen spanning van uit, geen interesse, geen leven. Hij vertelde slechts van op 't nippertje overwonnen moeilijkheden en van na-Beethovensche, gewichtig-doende factuur.
Kreutzers houding tegenover dit concert leek doorgaans cerebraal, en het leek ook, dat hij dit verstandelijke niet volledig beheerschte. Mooie inzetten (het largo b.v.) vervaagden en vielen in door oneffenheden van nuance, bruuskeeringen van de opgeroepen stemming en andere afwijkingen. Daarbij kwam de niet te onderschatten stoornis van eene dame, die te midden van het langzame gedeelte bezwijmde op het zij-balcon en natuurlijk moest worden weggedragen. Het best gaf Kreutzer zich in de doorvoering van 't eerste deel, het zwakst en slordigst in de finale. Maar over 't algemeen is zijn toucher en zijn temperament voor deze muziek te veel gewijd naar het sentimenteele. En bij een groot aantal passages van dit concert had men hem de aanmerking willen maken, dat de achttiende-eeuwers (dit heele Beethoven-stuk is van 't charmantste Rococo) het geluk wisten te bereiken met minder getourmenteerde aanzetten, met minder spierverkrampingen. Ook Mengelberg forceert met zulke zwaartillendheden stijl en karakter van dit tijdperk.
De solisten van dezen winter beginnen werkelijk onafzienbaar uit te dijen. Ik geloof, dat deze kwaal minder erg geacht zou kunnen worden, wanneer er niet enkel instrumentalisten optraden. Door het weren der zangers zijn wij bezig een van onze beste en meest nationale tradities te schenden.
Toen Leonid Kneutzer nu voor den vierden maal dit jaar optrad dacht ik ook even aan een anderen balling: Dirk Schäfer, die door Herman Rutters herhaalde malen gewijd is tot een hors concours, tot den grootsten der levende pianisten. Ik wacht al weken op een Hbld.-artikeltje, dat Schäfer naar het podium roept.