In tweeërlei opzicht gelijk
Opgedragen aan den heer Wibaut, lid van het Bestuur van het Concertgebouw.
‘Het Volk’ schrijft o.a. in zijn editie van heden:
‘Wat de zaak zelve betreft, heeft Vermeulen ongetwijfeld gelijk in tweeërlei opzicht.
Ten eerste mag hij het recht opeischen om van zijn afkeuring tijdens een uitvoering blijk te geven. Anders deed het Concertgebouwbestuur beter ook bewijzen van goedkeuring te verbieden. Maar alleen klappen en niet fluiten toe te laten, is te gek. Een andere vraag is, of Vermeulen als journalist niet beter gedaan had door zijn oordeel voor de krant te bewaren. Als verslaggevers zich in de bijvals- of afkeuringsbetuigingen in concert, schouwburg of vergaderzaal gaan mengen, bemoeilijken zij voor alle beroepsgenooten het werk, dat vooral gebaat is, wanneer het zoo weinig opvallend mogelijk kan geschieden.
Feitelijk gelijk heeft Vermeulen ook door den inhoud van zijn uitroep, zooals hij dien nader in zijn blad heeft toegelicht. Het is werkelijk ergerlijk, dat iemand, die als componist en als dirigent zulke slechts zeer bescheiden gaven heeft als de heer Dopper, zulk een machtige plaats in het Concertgebouw inneemt. Omtrent de reden van dit overmatige positie geldt Multatuli's woord van menschen die door gebrek aan zwaarte omhoog komen. Juist de afwezigheid van grootere gaven schijnt Dopper naast Mengelberg tot een voorkeurstelling gebracht te hebben. Als concurreerend dirigent heeft Mengelberg van hem niets te vreezen en zoo komt hij tot den invloed, die door zijn meestal hoogst onbelangrijke compositie het werk van veel grootere componisten van de Concertgebouw-programma's doet verdringen. Met andere woorden: Dopper behoort tot de Mengelberg-kliek, waartoe ook Schmuller behoort en die een hoogst ongewenschte monopolie-stellerij in ons muziekleven inneemt. Vermeulen gaat tegen dien kanker voortdurend fel te keer in ‘De Telegraaf’ en dat berokkent hem de vijandschap, die zich na zijn spontanen uitroep gretig ontlaadde.
Het zou zeer te betreuren zijn, wanneer hiervan het gevolg werd Vermeulen's uitsluiting van vele concerten. Vermeulen is van alle muziekverslaggevers in ons land zeker de meest frissche, de meest geharnaste, de meest toegewijde, de meest hartstochtelijke. Ook waar hij in zijn onstuimigheid naar onze meening herhaaldelijk ernstig mistast, bewonderen wij ten volle de overtuigingskracht waarmee hij strijdt voor zijn idealen, den moed waarmee hij de vele rotte plekken in het Amsterdamsche muziekleven aantast, de onbevooroordeeldheid waarmee hij ook hem zeer na staande musici zoo noodig niet ontziet, de energie waarmee hij huldigt wat hij bewondert, ook al komt het niet overeen met den heerschenden smaak of al bleef het door de lustelooze laksheid der andere recensenten tot dusver onopgemerkt. Het zou een groot verlies voor het Amsterdamsche muziekleven zijn, als Vermeulen daarin niet meer zijn kloeke woord vrijelijk kon laten schallen. Daarom zou het zeker op den weg van invloedrijke muziekvrienden liggen, wanneer zij pogingen inspanden, om het opkomend kabaal te dempen, en Vermeulen den vrijen toegang tot alle muziekzalen te helpen waarborgen.’
A.