Fransche Opera: La Traviata (Stadsschouwburg)
Mlle Emma Luart zong de Violetta en was niet gedisponeerd. De stem klonk scherp en stekelig, in het lage register gescheurd, ijl, schraal in den ganschen omvang, en miste de helft harer gewone beweeglijkheid, wat in de coloratuur-passages groote schade deed. Er is niets treurigers (in de muziek) dan eene bewonderenswaardige zangeres te zien worstelen met een indispositie. Waarom dwingt mlle Luart ons dit te constateeren en waarom stelt zij er zich aan bloot? Een avond als deze kost hare schitterende stem een jaar, terwijl met een emplooi als zij heeft, bij de Fransche Opera (alle eerste sopraan-rollen van het heele gangbare repertoire gedurende het gansche seizoen - en dat wil wat zeggen) haar geluid wellicht nog drie jaren de jeugd, de lenigheid en betoovering zal behouden. Wat is de oorzaak, dat zij zoo weinig zorg draagt voor de toekomst? Is het eene ijdelheid, welke geen andere ster naast zich duldt, of is het eene tyrannie van den directeur, welke haar uit zuinigheidsmaatregelen meedoogenloos exploiteert? Het moet in ieder geval eene ongelooflijke roekeloosheid heeten.
Salvaneschi zong Rodolphe en wanneer zijn stem niet driemaal te zwaar geklonken had naast Luart, wanneer hij dezen anderen Des Grieux niet even onnoozel acteerde als den held van Manon, zou het goed geweest zijn. Roosen had d'Orbel. Het is de vader, die den zoon gedurende drie bedrijven standjes maakt, zijn slecht gedrag voor oogen houdt en de deugd aanprijst, figuren, vader en zoon, met een maximum van lijzigheid, passend in een tienden-rangs colportage-roman.
Maar daarom houdt La Traviata haar vast en rijk debiet. Het is echter ook de reden, waarom er in beide rollen niets dragelijks te acteeren valt. Hier blijft alleen cantilene en bel canto over, wat Roosen warm en overvloedig van mooien klank gegeven heeft. Het zijn altijd dezelfde vertolkers der hoofdrollen zooals men merkt. Dat is het prettigst voor de vertolkers, het prettigst voor den criticus. Hij krijgt den tijd, om een ‘vademecum voor de Fransche Opera’ aan te leggen, dat altijd geraadpleegd kan worden.
Het orchest, onder Leopold Daniëls, was zeer slordig, zeer onverschillig en zeer onwelluidend; het koor slordig en dikwijls valsch: het ballet in de hoogste mate onbetekenend. Roosen moet zich niet verwonderen, wanneer de Amsterdamsche pers meent, dat zijn gezelschap zich blameert met oppervlakkige vertooningen als deze, en wanneer stemmen opgaan, welke den Stadsschouwburg voor deze provinciale kunst onder censuur willen stellen. Hij beoogt hier niets dan 'n volle zaal en krijgt ze in deze tijden gemakkelijk. Daar bestaat slechts één middel tegen: den schouwburg weigeren en beschikbaar stellen voor betere kunst. De Traviata is de opera der eindeloozen walsen. En wanneer het koper de stupide bas-noten onvervaard de zaal in-kegelt, wordt het me wel eens tè erg. Maar Marguerite Ganthier, la Dame aux Camélias en de Traviata vormen een stevigen driepoot en zullen elkaar nog lang op de been houden.