Bijdragen aan De Telegraaf (september 1915-juli 1920)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdHenriette Roll en Sam Swaap (Concertgebouw, kleine zaal) [De Vioolsonate van Guillaume Lekeu en Diepenbrocks Hymne voor viool en piano]Nooit hoorden wij de vioolsonate van Guillaume Lekeu tragischer en vervoerender. Het was 't spel der piano en der viool, dat samen ging met de herinnering aan vele smartelijke en mooie dingen, het was de associatie met indrukwekkende toevalligheden, die het werk omkransten met een bijzondere schoonheid. Lekeu is een te Verviers geboren Belg, die op zijn vier-en-twintigste jaar stierf. In dat korte bestaan heeft hij slechts tijd gehad om een paar stukken te componeeren en in die paar stukken schiep hij melodieën welke alle accenten hadden van een nieuwe ziel. De vioolsonate is waarschijnlijk wel het volmaaktst van gestalte en van uitdrukking. Hij ging daarin verder dan al zijne tijdgenooten; hij vond eene rythmiek wier verfijningen nu nog eene omwenteling beteekenen in de theorieën, welke wij aanvaardden; hij vond melodieën, die de poorten openden van het verleden en de toekomst beiden; deze melodiek zong de psyche van een ander ras, tonen, die in het diepste der menschheid begraven schenen te zijn. Hoe hij ze vond, of hij ze droomde uit het verleden of uit de toekomst weet niemand; dat is een visioen geweest. Zij zongen met een vurigheid en eene melancholie, waarin alle onsterfelijkheid lag, welke men droomen kan. In deze muziek straalt ook het mystieke licht, haar passie heeft iets verhevens en iets goddelijks, doch men weet niet of het de vroege dood is van den kunstenaar of zijn groot bewustzijn van het leven, dat ons het werk zóó hooren doet: op de grenzen van het aardsche en het hemelsche. Het was niet alleen nieuw maar ook volmaakt; het had van de jeugd zoowel de rankheid als de energie, den overvloed van liefde en enthousiasme, den gloed van teederheid en hartstocht, die genoteerd werden met een bezonnen meesterschap. Voor zulk eene muziek wil men zijn leven geven, niet alleen de maker, doch zelfs de hoorder. Zij voert naar verten en tot aanschouwingen, die slaan met een eeuwige zachte pijn van verlangen, zij overstelpt met de weldaad van die geheimzinnige lente, waar andere zonnen en andere sterren glanzen; zij is een hymnisch geluk. Men zou dit kunnen verduidelijken met verzen van Jacques Perk, welke ook die elyseesche of Virgiliaansche schoonheid uitspreken van Waalsch België. Guillaume Lekeu leerde veel van César Franck, ook een Belg, en toen Debussy jong was, heeft hij Lekeu veel gespeeld en bestudeerd. Zonder deze twee groote Walen zou de moderne Fransche school geheel anders zijn. Wellicht ook de moderne Nederlandsche school. Want wederom in de Hymne van Alphons Diepenbrock ging het spel der piano en der viool samen met de herinnering aan vele smartelijke en mooie dingen. Wat Lekeu niet meer schrijven kon toen de goden der legende hem te veel liefhadden en tot zich riepen, werd hier geschreven door Diepenbrock. In plaats van een paar stukken schiep hij een oeuvre; hij werkte met een andere techniek, waarin het melodische miniatuur meer aandeel had; er zijn nog verdere verschillen en nog nuances, maar men voelde hen nooit duidelijker verwanten. Diepenbrock zong diezelfde ferveur en diezelfde donkere exaltatie, welke wisselt met zachte verrukkingen. Hij waagde meer in de rythmische mogelijkheden: zijn magnificentie is rijker en brandender, de hymne exuberanter, maar het geluk 't zelfde; verheven en goddelijk van hartstocht, met alle jeugd en alle passies van het leven. Zoo liet het concert van Henriette Roll en Sam Swaap de kostbaarste indrukken achter. Dat hunne sympathieën gaan naar Lekeu en Diepenbrock moet men misschien nog meer waardeeren dan hun zeer voortreffelijk spel dat met geestdrift en bloemen werd gehuldigd. Mejuffrouw Henriette Roll gaf met hare zuster, mevrouw Anna Ris-Roll, twee werken voor twee piano's: de Variaties van Christian Sinding en het bekende ScherzoGa naar voetnoot1) van Saint-Saëns. Eene vingertechniek, welke zoo artistiek geacheveerd en beheerscht is en duo-spel, versmolten tot zulk eene onherkenbare eenheid zal in de geschiedenis onzer muziek wel eene zeldzaamheid blijven, die nooit meer terugkeert en buitengewoon interessant is. |
|