[Willem Andriessen] (Concertgebouw, kleine zaal) [12 Préludes symphoniques van Hans Franco Mendes]
Willem Andriessen speelde gisteravond 12 Préludes symphoniques van Hans Franco Mendes, een jong componist, die zijn studies maakte in Keulen. Hij heeft talent en 't eerste wat men opmerkt is, dat een Keulsch conservatorium tienmaal enthousiaster en stoutmoediger leerlingen aflevert dan een Amsterdamsch. Het tweede, dat ook een Keulsch conservatorium niet in staat is om bezonnen en evenwichtige jonge mannen te vormen, aan wie geen enkele hartstocht ontbreekt, maar die ook van geen enkelen hartstocht te veel hebben.
Ik heb mij onder het vingerengespeel van Willem Andriessen langzaam voelen verschrompelen tot paedagoog en moet dezen Hans Franco Mendes dus wel systematisch de waarheid zeggen.
Hij leerde tot dusverre alleen muziek màken. Want ik noem het muziek màken wanneer men uit een thema meer componeert dan er in zit. Een thema is een zeer concreet geval; men kan er de psychische krachten met wiskunstige zekerheid van vaststellen en een groot meester of een smaakvol meester zal zijn thema nooit forceeren. Dat doen alleen Brahms en Reger. Dat doet b.v. Mendes in No. 7. Het begint als een ouderwetsche Moderato en wanneer Debussy dit thema gekozen had, zou hij het heel ouderwetsch, kalm en egaal gehouden hebben in zijn ontwikkeling. Hans Franco Mendes echter, die zich meer rekenschap geeft van ‘hoe maak ik dit prélude zoo curieus mogelijk’, dan van ‘wat vergt dit thema uit zichzelf en zonder dat ik onpsychologische dingen schrijf’, construeert er een reusachtig lawaai om en de zwaarste rythmen. Dat is bombast en holle pathetiek; dat is onoprechtheid, welke eigenlijk de groote fout is van al deze 12 préludes. Het melodisch gegeven wordt voortdurend mishandeld, het loopt altijd scheef, altijd grillig, en altijd onnatuurlijk. Wij zijn voor geene enkele moderniteit bang, waarde Mendes, doch tracht niet ons met wat quasi-fantastiek en noodelooze subjectivismen wat parten te spelen, die veel op boerenbedrog lijken. Ik neem u geen Chopin-reminiscenties kwalijk als in No. 2 (Largo), geen Butterfly-echo als in No. 6 (Allegro een fuoco). Maar wij weten beiden wat uw ‘vorm’ waard is. Het blijft bij het schema A-B-A. Wij weten beiden wat die getourmenteerde, kwijnende harmoniek waard is. Gij komt toch nog niet verder dan eene gevarieerde tonale functie en ander cliché-werk. Wij weten beiden, wat de ‘techniek’ waard is van die 12 préludes! Toen de finale als fuga inzette, werd ik kriegel, omdat de andere 11 stukken in ieder geval niet aan overmatige neiging tot het classicisme leden. Maar toen ik hoorde, dat uw fuga niet verder kwam dan het
eerste antwoord...... moest ik toen niet besluiten, dat het heele techniekje maar larie was? Uw werk getuigt van een buitensporige grilligheid! En wat zal in die grilligheid meer verwonderen dan een onophoudelijk uniforme, doode rythmiek, die zich nóóit wijzigt? Aan een Fransch conservatorium zou men u hoogstwaarschijnlijk op al deze miskramen gewezen hebben: het violeeren van de psyche eener melodie, de gehuichelde moderniteit, welke niets is dan gemaskeerde dogmatiek, de arrogantie van een visionaire, impressionistische wereld, waarvan de allereerste functie - het rythme - dood is. Laat mij het u nu zeggen, daar men het u in Keulen niet gezegd heeft, en begin eens met eene muzikale gestalte simpel uit te werken, niet volgens uwe willekeur, doch volgens de natuurlijke proporties dier gestalte. In ieder blad kan men den heelen boom zien, heeft al meer dan een mysticus en wijsgeer gezegd; in ieder thema ligt ook de geheele compositie.
Ik heb Andriessen in deze Préludes bewonderd als klavierspeler: hij was gisteravond een virtuoos van het pianissimo en de zachte nuances; doch die lichte, schimmige toets werkte niet als kleur, stemming, gevoel of muziek, doch als vingerbeheersching. In dezen vorm was zij reeds zeer merkwaardig en wie weet of deze wetenschap niet eens tot leven komt?