Toonkunst: Missa Solemnis (Concertgebouw) [Ter nagedachtenis aan Johannes Verhulst]
Vandaag herdenkt men Johannes Verhulst, die honderd jaar geleden geboren werd. Hij stond in een stormachtigen grooten tijd, hij heeft zich levenslang verzet tegen dien tijd en de omwentelaars, die dat verleden groot maakten. Verhulst is ook een der concentratie-punten geweest der Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst en men mag dus die honderdjarige herdenking even laten weerspiegelen in het licht van deze laatste uitvoering der Amsterdamsche Toonkunst-afdeeling. Ik heb den hoogsten eerbied voor Beethovens Missa Solemnis, maar vraagt men zich bij zoo'n concert niet even af, of wij één stap verder zijn gekomen sinds de fanatieke Verhulst de Nederlandsche muziek stop zette? Het laatste wat Toonkunst deed voor de muziek van onzen tijd, was Mahlers Achtste en dat is al jaren geleden. En Mahlers Achtste was reeds eene uitzondering in de lange, lange reactionnaire eentonigheid. Kan eene schatrijke Maatschappij, die geen enkel financieel fiasco behoeft te vreezen, hare onmetelijke hulpbronnen niet levenwekkender aanwenden? Haar ontbreekt noch geld, noch tijd noch de noodige krachten. Het schijnt haar slechts te ontbreken aan den tijd, dien Mengelberg moet wijden aan het buitenland.
Daar Toonkunst gemiddeld slechts drie uitvoeringen geeft per jaar, ontbreekt het haar inderdaad niet aan tijd en het verwonderde mij daarom, dat de eerste helft der Missa Solemnis geenszins voorbereid en geënsceneerd was, gelijk men verwachten mocht van eene vereeniging, die zooveel materiaal, zooveel tijd en zooveel reputatie heeft. Een fortissimo of eene eenigszins dramatisch bewogen passage klinkt allicht schitterend onder de leiding van Mengelberg. Maar de variëteit van expressie en nuance, de fijne afwerking van rythme en klank, de overwogen aanwending der effecten, de bezieling en het compositorisch evenwicht, de doelmatige beheersching der stemmingen in hun veelvoud en in hun wisseling, dat ontbrak bijna voortdurend in de eerste helft van Beethovens meesterwerk en al te dikwijls in de tweede. Het bevredigde al fresco, het bevredigde niet als miniatuur. En voor eene al-fresco-voordracht van de Missa Solemnis, hebben wij geene Maatschappijen noodig.... in deze dagen.
Aan de eischen eener model-opvoering voldeed het orkest (ieder musicus weet, dat Beethoven dit werk nu juist niet volmaakt geïnstrumenteerd heeft!), maar voor eene model-opvoering voldeed wederom niet het solo-quartet. Het is echter Mengelberg's speciaal-solo-quartet. Thom Denijs komt altijd terug. Hij heeft in zijn prachtig-bronzen timbre eene eigenaardig larmoyante kreuning gebracht, het beverige, stotterende kreunen van een heel oud mannetje en voor geen enkele critiek zal hij dit accent weg laten. Het is zijne persoonlijkheid! En hoeveel uitstekende, onbekende bassen zou hij daarmee in den weg staan?
De tenor Georg A. Walter komt altijd terug: Mengelberg en hij schijnen elkaar bijzonder toegewijd te zijn. Walter heeft goede en slechte oogenblikken en in beiden is op zijne ‘zangkunst’ weinig aan te merken. Maar zijn timbre, waarin veel bariton zit, is zóó goedkoop, dat men niet begrijpt, hoe het in de smaakvolle omgeving van Toonkunst gewaardeerd kan worden. De heer Walter is de tenor met de expressie, de gevoeligheid à tout prix, gevoeligheid coûte que coûte. Hij kan geen noot zingen of hij smelt weg in zoete geluiden en gij begrijpt wat zulk een tenor past naast de sereene stemmen van onze Noordewier-Reddingius en De Haan-Manifarges! Denijs zou ten minste een neutrale bas kunnen zijn van welk solo-quartet ook. Maar Walter? Hij is misschien de Engelsche Hoorn in dit clarinetten-ensemble, maar Mengelberg zou hem dan toch moeten verzoeken om zijn zoetvloeiend volumen tot 1/3 in te krimpen; dan gaat er nóg niets verloren. Mevr. Noordewier-Reddingius, geheel hersteld, heeft nog haar vroegere extase van klank, die culmineerde in een verrukkelijke hooge do; mevr. De Haan-Manifarges, in 't begin wat weifelend en zwak, herstelde zich gaandeweg en heeft subliem gezongen in den Agnus-Dei en den Benedictus.
En Mengelberg? Eene virtuositeit, welke alles regeerde, maar overal de eind-indrukken achterliet, dat hij niet de helft der zorgen aan Toonkunst geeft, waarop deze vereeniging recht heeft.
Dezelfde impasse waarin onze reis-dirigent het Concertgebouw gebracht heeft.