Offenbach, De Dochter van den Tamboer-majoor (Carré)
Nap trok een struik uit zijn bloemen-mand en wierp hem naar den kapelmeester Davids, die al twee bedrijven Offenbach gedirigeerd had. Nieuwe toejuichingen uit de halve maan vol menschen. Ik vond het niet de moeite waard, om 't te zeggen, na bij den Vice-Admiraal, die met zijn heele schuit al gekelderd is, - maar Davids staat voor een uitstekend ensemble; het orchest klinkt prachtig en hij dirigeert het met de pittigste openlucht-rythmes; het koor klinkt prachtig en omdat de kapelmeester ieder accent, van de wals-wiegende tot de trom-roffelende in zijn pols heeft, leeft het en leven de solisten natuurlijk ook. Er is in het geheel eene muzikale harmonie en - werkelijk - eene buitengewone en roerende muzikale waarde.
Toen Nappie de Tamboer-majoor zijn langverloren dochter terugvond, dacht ik even aan Spree en de operette leek me even mooi en even pakkend als een feuilleton van ‘De Courant’. Een paar snikken van Nappie zijn bij open doek geapplaudisseerd en waar hadden enkel snikken ooit dat succes? Er was al veel meer geapplaudisseerd bij open doek... Maar later veranderde de situatie en het werd nog veel aangrijpender. Milaan was bevrijd van de Oostenrijkers en de Franschen trokken in grooten optocht binnen, langs den Milaneeschen dom. Er kwam cavalerie en stafmuziek, en werden een stuk of tien trommen geslagen, de staf speelde dat goddelijke en aanvurende Chant du Départ, er daalden Fransche vlaggetjes uit de lucht en men zwaaide met Fransche vlaggen, Nap voorop als overwinnende en triomfeerende Tamboer-majoor. En de arena vol menschen? De arena was geëlectriseerd, toen zij de eerste Fransche vlaggen zag, gewikkeld rondom de trommen. De arena applaudisseerde de heele finale lang en koor, orchest met stafmuziek zonken weg in het enthousiasme, het goddelijke Chant du Départ was nog maar even te hooren bij den doffen slag der trommen.
Wat een succes!
Nappie kuste ontdaan de hand van Beppie de Vries, zijne verloren Stella, alsof hij al aan de 300ste was. Zij had ook prachtige oogenblikken, Beppie, net als Morrison, haar luitenant, die zooveel dingen gezongen hebben (samen), welke in het hart grepen, net als Boda, die een heel grappigen Griolet maakte, net als Hoek, de komische operette-hertog, die 't wel wist en zijne avontuurlijke echtgenoote, mevrouw Heilbron, die zóó amusant bij den capucijner-pater Nap te biechten gaat in het laatste bedrijf; zooals ze allemaal goed waren de kerels! Muré, Urban, De Meester en de overigen, met het goede Claudientje van mevrouw Van der Stappen-Persoons!
Wat zou ik dan nog zeggen van Offenbach, die dit reusachtige stuk componeerde indertijd, al heel lang geleden? Kijk eene naar de arena, die panem et circenses vraagt, meer niet! Sentiment en wat enthousiasme, meer niet! Maar vooral zulke bloedwarme muziek, die fonkelt en trilt van leven en vreugde met af en toe van die lieve en verrukkelijke accenten, intieme klanken en idyllen te midden van een krijgsgewoel. Dat is een genoegen geweest voor mij, dat wordt een goudmijn voor Nappie, die invallen had en geestigheden, welke ik niet zou kunnen vertellen en dat blijft nog enkele maanden op de affiches: De Dochter van den Tamboer-majoor.